helling gebruikt wordt en daarmede slechts met heel veel zorg groote middelbare fouten te vermijden zijn. De in het voorbeeld gebezigde waarnemingen zijn allen gefin geerd, waarom de samenstelling achterwege bleef. Bij de berekening der driehoeken, in staat 2, komt de drie hoek P ZO NW voor met 3 gemeten hoekenhet verschil van de som der 3 hoeken met 1800 kan als maatstaf dienen van de nauwkeurigheid, waarmede gemeten is. In ons geval vinden we voor de sluitingsfout van dien driehoek 18", welk verschil we naar de meeste waarschijnlijkheid voor 3, d.i. voor 6" aan ieder der 3 hoeken als correctie aanbrengen en verder voor de helft daarvan, d.i. voor 3", aan ieder der gemeten richtingen. Dezelfde correctie van 3" brengen we ook aan de andere in de basiseindpunten gemeten richtingen aan, omdat deze met de richtingen naar Pijler, onmiddellijk na elkaar en vermoedelijk met dezelfde foutenoorzaken gemeten zijn. Ter beoordeeling van den invloed eener fout van 6" in den tophoek, op de bepaling van dat punt, kunnen we als volgt te werk gaan i°. Nemen we een rechthoekigen driehoek Pab met P i2°3o', den halven tophoek en de zijde Pa 45 meter als den gemiddelden afstand van P tot de basis, dan hebben we Fig. 6. -p tngP log ab log (aP tngP log aP 1.65321 log tngP= 9.34576 log ab 0.99897 Wordt P nu 3" grooter, dan wordt voor ab t^gP log ab 0.99897 log tngP 9-34579 log aP 1.65318 en aP= 44.997 Meter d.i. de gemiddelde afstand van P tot de basis verandert met 3 m.M., eêne verandering die wel binnen de grenzen van de door ons gewenschte nauwkeurigheid blijft; aP 208 ab t D 45 M. I2-30

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 214