bevoegd is om de ambtenaarsbelangen te behartigen. Het bestuur
kan dus zeer goed namens de leden optreden en nu de klachten
bekend zijn geworden ook het resultaat van dat onderzoek vragen
en de mededeeling hiervan in het Tijdschrift publiceeren. Spreker
stelt voor officieel aan den Minister te vragen, wat het resultaat
is van genoemd onderzoek.
De Voorzitter zegt dat het bestuur uitvoering wil geven aan
dit voorstel, ingevolge opdracht van de vergadering.
De heer van Riessen wenscht dat het bestuur in deze niet
in opdracht van de vergadering zal handelen. Hij beschouwt
dit optreden als een bestuurshandeling.
De heer P. J. Hamelberg vindt, dat het bestuur in dergelijke
gevallen altijd handelt in opdracht van de vergadering.
De heer Al ving vraagt of een referendum hier niet op zijn
plaats is.
Na eenige discussie wordt door den Voorzitter voorgesteld:
i°. dat het bestuur op den daarvoor meest geschikten tijd
zich tot den Minister zal wenden om de gewenschte meededeeling
te vragen.
2°. om de publiceering van het vergaderingsverslag aan te
houden, in afwijking van het daaromtrent bepaalde in het huis
houdelijk reglement, tot een nader door het bestuur te bepalen
tijdstip.
De heer Krijgsman kan zich met dit laatste niet vereenigen.
Hij ziet niet in, dat er gevaar voor de verkrijging van de trac-
tementsverhooging in schuilt, de besprekingen voor Januari in
het tijdschrift te plaatsen.
De heer Holthuizen dringt op afdoening aan. Hij protesteert
tegen de breedvöerige en herhaalde spreekbeurten van den heer
Krijgsman, die op 'deze wijze den geheelen dag in beslag neemt.
Het voorstel van den voorzitter wordt met 8 stemmen tegen
aangenomen. Het jaarverslag wordt goedgekeurd.
Punt c.
Na een vraag van den heer Krijgsman over de benoeming
der twee leden, belast met de naziening van de rekening en ver
antwoording, zegt de Voorzitter dat het gebruik en het praktisch
belang mede brengen daarvoor leden te benoemen, woonachtig
in de plaats, waar de vergadering zal worden gehouden of in de
21