dat de adspirant leert zuiver meten, zuiver meetkundigen arbeid
verrichten en niet schipperen in het oude kadaster.
Wat betreft p. 157 middendeel: Meestal is de adspirant voor de
eigenlijke opleiding dan ook geheel aan zijn lot overgelaten» in
verband met het feit dat de landmeter ongeveer V van zijn tijd
kwijt is, wordt opgemerkt dat het werk van den adspirant toch
moet worden nagezien, het toezicht vordert toch veel tijd en
veroorzaakt oponthoud. De eene landmeter zal hiervoor meer
moeite en tijd beschikbaar vinden dan de ander; dat -U zal wel
niet precies juist zijn, maar ongeveer, het is een schatting.
Pag. 161 «Stellen we voorop enz.» Het Bestuur heeft zich op
het standpunt gesteld den landmeter voor den kadastralen dienst
te moeten opleiden, 't Is te waardeeren dat enkele landmeters
uitmunten in wetenschappelijke kennis, maar de staat vraagt prak
tische landmeters voor het kadaster. Wij moeten zien te krijgen
op dit oogenblik, wat te krijgen is; een geodetisch instituut kunnen
we niet vragen. We vragen daarom een goede opleiding en er
zijn in ons corps ambtenaren genoeg, die zoodanige ontwikkeling
bezitten, dat de opleiding aan hen kan worden toevertrouwd.
Tusschen blz. 160. «Veelal zijn de hermetingen enz.» en blz.
166 onderaan. «Door iederen cursuslandmeter enz.» bestaat geen
tegenspraak, 't Is mogelijk dat de heer Hoffmann meent dat een
hermeting geheel wordt afgewerkt in den tijd, gedurende wélken de
adspirant daarbij is geplaatst. Maar dit is in de praktijk toch
niet het geval. Ieder gedeelte van de hermeting bedoeld in het
IVe tijdperk, wordt als een afzonderlijk geheel beschouwd.
Waterpassen behoort bij lagere geodesie.
Wat overigens betreft de verdeeling der uren en der vakken
merkt de voorzitter nog op, dat het Bestuur een opleiding
wenschte in de richting, als in de memorie is aangegeven.
Komt het eens zoo ver, dan is het aan de leeraren de uren te
verdeelen en een definitief programma samen te stellen.
De voorzitter, den heer Krijgsman beantwoordende, deelt
mede, dat het Bestuur voornemens is het jaarverslag en de be
grooting steeds vóór de algemeene vergadering te publiceeren.
Het Bestuur moet overigens eenige vrijheid hebben in de
beoordeeling van het juiste tijdstip van uitvoering der vergaderings-
besluiten. Zooveel haast was er niet bij.
Wat betreft het vragen van een regeling, waarbij vergoeding
223