de dekking van het te kort te wachten tot dat deze begrooting
zal zijn uitgevoerd.
Iedere vereeniging heeft wel eens schuldendaarvoor behoeft
men niet zoo angstvallig te zijn. Nog beter dan het te kort
ieder jaar te dekken zou hij, bij blijvende vermeerdering dgr uit
gaven, in de toekomst verhooging van contributie achten.
De heer de Vries merkt op dat in 't algemeen zonder buiten
gewone uitgaven, de inkomsten de uitgaven wel kunnen dekken.
Hij zou dan tegen uitstel geen bezwaar hebben, als er geen
buitengewone uitgaven te doen zijn. Er komt evenwel iets bij.
Er is nog een eereschuld te vereffenen. De heeren Kwisthout
en Leijendekkers hebben als medewerkers aan het Tijdschrift
nog een vordering op de vereeniging welke tot nu toe niet kon
worden voldaan. Daarom voelt spreker ditmaal meer voor het
voorstel van den heer van Dijk.
De heer de Korver betoogt dat ten einde een hoofdelijken
omslag te kunnen heffen een referendum zou moeten worden
gehouden, daarom wil hij geen voorstel tot dekking van het te
kort in stemming brengen.
De heer de Vries deelt het gevoelen van den heer de Korver
niet. De vergadering is bevoegd elk voorstel over te nemen en
ook aan stemming te onderwerpen.
De heer Zeiler zegt dat het te kort moet gedekt worden door
buitengewone inkomsten en betoogt dat evenals het vorig jaar
de vergadering bevoegd is het te dekken.
De heer van Riessen Wist niet van de eereschuld af en vindt
beter tot het volgend jaar te wachten en dit in het jaarverslag
op te nemen.
Tusschen de heeren de Vries, Krijgsman, Holthuizen en
den Voorzitter ontspint zich een discussie over de vraag of een
voorstel tot dekking van het te kort al of niet een onderdeel der
begrooting uitmaakt en dus als zoodanig op den agenda voorkomt.
De heer de Vroome zou het betreuren wanneer wetenschappe
lijke artikelen waarin vele wiskunstige formules voorkomen, om
hunne meerdere kosten niet zouden worden opgenomen.
De heer P. J. Hamelberg stelt den heer de Vroome op dit
punt gerust; ook hij zou niet gaarne zien dat dergelijke artikelen
werden geweerd. Het gaat niet aan om de hooge kosten van
het tijdschrift in 1909 uitsluitend te stellen op rekening van
23