gevoelen dat er dient te worden samengewerkt in die richting,
dat ons tijdschrift meer zal bevatten verhandelingen de praktijk
van ons dienstvak betreffende.
De voorzitter vraagt of de vergadering een candidaat heeft,
of de vergadering den redacteur wil benoemen of de benoeming
aan het bestuur wenscht over te laten.
De heer A. Hamelberg stelt voor er over te stemmen of de
vergadering dan wel het bestuur den redacteur zal benoemen.
Dij zitten en opstaan blijkt dat er slechts 6 leden de vergadering
willen laten beslissen.
De heer Bin gen meent dat er nog tal van onderwerpen kunnen
behandeld worden uit de gewone praktijk van het landmeten.
Tot eene «getrouwe afbeelding van de indeeling van het terrein»,
hebben we het nog lang niet gebracht; de meetgetallen, die voor
de bijhouding verzameld worden, houden zoo weinig verband
met elkander, dat ieder landmeter voortdurend den druk van
dien misstand gevoelt. Het oorspronkelijk keurige werk van
hermetingen is in korten tijd door de bijhouding minderwaardig
geworden. Eene behoorlijke bijhouding kan alleen tot stand
komen als alle metingen in eenzelfde raam van meetlijnen inge
past worden, zooals dat in de Techn. Handl. bedoeld wordt.
Komen uitkomsten der Rijksdriehoeksmeting ter beschikking,
dan zal het werk der hermetingen opnieuw ter hand genomen
worden; het is sprekers overtuiging dat er geen bezwaar tegen
bestaat om in het net der hermeting te blijven voortwerken. Dit
zal ook de grondslag zijn voor sprekers bijdragen.
Punt f.
Bij de bepaling der plaats van bijeenkomst in 1912 verkrijgen
Amsterdam 38, Utrecht 10, Rotterdam 3 en Nijmegen, Apeldoorn
en Groningen elk 1 stem, zoodat de eerstvolgende jaarvergadering
in Amsterdam zal worden gehouden.
De heer Roborgh vraagt of een Zaterdag geen geschikter
dag van vergaderen is dan Maandag. Besloten wordt 't volgend
jaar op Zaterdag te vergaderen.
Punt g.
Bij de verkiezing van een bestuurslid fungeeren de heeren
Hosang en Verhoeven als stemopnemers.
240