246 corps, en dat overleg dient te berusten op van weerszijden te betoonen welwillendheid. De heer Paulussen constateert dat de heer Krijgsman meent dat de ingenieurs-verificateur niet de belangen van landmeters kunnen behartigen. Hoofdambtenaren voelen toch wel voor andere ambtenaren ook. Wordt aan ingenieurs-verificateur opgedragen de vereeniging te vertegenwoordigen, dan willen ze dat wel in aller belang doen. Wij allen zijn leden der vereeniging, hebben als zoodanig dezelfde rechten. Hier past een woord van excuus van den heer Hoffmann; dat doet deze niet. Spreker protesteert tegen uitingen als die van de heeren Hoffmann en Krijgsman. De heer de Korver vindt een grond van waarheid in wat de heer Hoffmann zegt. Onze vereeniging is geen ambtenaars- vereeniging. Ze bestaat uit subalterne en hoofdambtenaren. Ook particulieren zijn lid. Komt het tot overleg, dan is een ambte- naarsvereeniging als de onze een onding, want dan kunnen tegenstrijdige belangen van ingenieurs-verificateur en landmeters ter sprake komen. Spreker vindt dat overleg van de regeering met onze vereeniging zeer vruchtbaar kan zijn, maar vindt 't noodig in 't algemeen te wijzen op de bezwaren, welke de samenstelling onzer vereeniging aankleven. De heer Hoffmann voelt zich bij ontstentenis van een belee- diging, noch verplicht noch geroepen verontschuldigingen aan te bieden; te meer niet, wijl het vurig pleidooi van den heer Pau lussen voor de ingenieurs misplaatst is, omdat er hoofdambtenaren zijn, die zich niet ontzien, bezwarend over landmeters te rappor teeren, zonder, wat hun voorgeschreven plicht is, die ambtenaren in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de tegen hen ingebrachte beschuldiging, ten einde zich te kunnen verdedigen. De voorzitter geeft in overweging het debat te sluiten, gezien de wending die het neemt. Aan de orde komen nu de vragen I a IV. Vraag I. De heer de Korver gaat mee met het bevestigend antwoord, maar kan zich niet anders voorstellen dan dat een bevestigend beantwoorden van vraag I noodzakelijk 'insluit het bevestigend antwoord op vraag III. De heer van Riessen is het niet eens met de opvatting van den heer de Korver.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 252