251 Dezelfde redeneering geldt voor de periodes 19171921 en 19221926. Over die tijdvakken zal de besparing nog veel grooter worden. Bij alle berekeningen in dit opstel is de sterftekans buiten beschouwing gelaten, omdat volgens de sterftetafels die invloed niet van overwegend belang is en zeer zeker de groote beteekenis der cijfers onaangevochten zou laten. Waar wij aldus opkomen voor de belangen van het Rijk zal het zeker geoorloofd zijn ook te letten: 1 op de belangen van een zestal landmeters, en 2°. op de belangen der landmeters in het algemeen, voor zoover die gelijklijnig loopen met die van het kadaster. Met het eerste punt bedoel ik het feit, dat wanneer wij ons voorstellen dat de vervroegde pensioneering in 1912 zou aanvangen er 6 landmeters zullen zijn, die tengevolge van dien maatregel geen vol pensioen zouden verkrijgen, omdat zij het maximum salaris nog geen 5 jaren genoten zouden hebben. Het hun daardoor toegebrachte nadeel, zijnde 2h van ƒ400 of f 2t~] 'sjaars zou billijkshalve door het Rijk moeten worden vergoed, bij wijze van toelage. Van de 6 hier bedoelde landmeters zouden in 1912 drie, in 1913 twee en in 1914 één worden ontslagen. Een raming van het totale bedrag dezer toelagen is niet moge lijk, omdat door het kleine aantal de sterftetafels ons in den steek laten. Het tweede punt eischt eenige nadere toelichting. Als* bekend mag ik onderstellen de in 1892 begonnen propa ganda van de Leeuwarder collega's, die voerde tot het heugelijke feit, dat in December 1896 de Tweede Kamer der Staten-Generaal unaniem de vroegere promotie naar anciënniteit voor ons dienst vak onhoudbaar achtte en daarom verving door de promotie naar dienstjaren. Al mogen alle wenschen niet bevredigd zijn, wij kunnen niet anders dan dankbaar aanvaarden de verbetering onzer positie in het vorig jaar door Z. F.xc. den Minister van Financiën tot stand gebracht, dankbaar aanvaarden ook, de verhooging van salaris tot ƒ3200, voor de oudste 15 landmeters, zoodra zij 30 jaren dienst hebben. Want ik kan het mij niet anders voorstellen of Zijne Excellentie

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 257