253
De overweging, dat de Vereeniging voor Kadaster en Land
meetkunde een open oor moét hebben voor de belangen van het
kadaster deed mij besluiten om als lid toe te treden en met mijne
beschouwingen tot u te komen in het vertrouwen, dat mijne
collega's mannen zijn, die hun vak hoog houden en daarom gaarne
in het algemeen belang een klein eigen belang zullen prijs geven.
Daarom heb ik de eer de volgende motie voor te stellen:
«De Ambtenaren van het Kadaster, tegenwoordig op de ver-
«gadering van de Vereeniging van Kadaster en Landmeetkunde
«te Amsterdam op 4 September 1911, overwegende dat de be-
«langen van het Rijk en van het kadaster zeer gebaat zouden
«worden door de pensioneering der ambtenaren op 65-jarigen
«leeftijd, overwegende dat de belangen van het kadaster en zijne
«ambtenaren het gewenscht maken, dat het maximumsalaris van
3200 worde toegekend aan alle landmeters, zoodra zij 30 dienst-
«jaren hebben, dragen aan het Bestuur dezer Vereeniging op,
«om voor deze denkbeelden zoo spoedig en ernstig mogelijk
«propaganda te maken.»
De voorzitter meent dat een beweging in de richting, als de
heer Posthuma wil aangeven, niet van de ambtenaren zelf moet
uitgaan, waar de regeering het recht in handen heeft de land
meters op 55 jarigen leeftijd te ontslaan, indien zij niet meer ten
volle geschikt zijn voor hun dienstwerk.
Het is m. i. weinig collegiaal, zegt de voorzitter wanneer een
gedeelte der landmeters verbetering tracht te verkrijgen door
enkelen in hun rechten te doen verkorten.
Bovendien meen ik te moeten opmerken dat men al zeer op
timistisch gestemd moet zijn om te denken dat de vroegere pen
sioneering een traktementsverbetering zal tengevolge hebben.
De minister van Financiën zal gaarne een middel zien aangewezen
tot vermindering van de kosten van een dienstvak, maar het is
te betwijfelen of Z.Exc. die bespaarde gelden aan de overblijvende
ambtenaren zal afstaan tot verbetering van hun traktement. Al
hoewel tot nu toe niet verkregen werd de traktementsregeling,
welke door het bestuur krachtens opdracht der vergadering werd
verdedigd, zal het bestuur zoodra de gelegenheid daartoe maar
eenigszins gunstig is blijven aandringen op de verhooging van
het minimum tot 1400 en het maximum tot 3400.
Nimmer echter zal het tegenwoordig bestuur een opdracht