De Voorzitter verwijst naar punt 6, 20. en deelt mede dat het
Bestuur overweegt het plan om een contract af te sluiten met
den Bond Rechtstoestand teneinde in dat orgaan 1 of 2 kolommen
te reserveeren voor pensioenbelangen.
De heer Hamelberg betoogt dat daardoor alle mededeelingen
van het Bestuur nog niet worden gebracht ter kennis van de
leden. Hij wenscht vast te houden aan punt 6, 20. doch zou
oaarne zien dat het Bestuur aan de Redactiën der tijdschriften of
vakbladen van alle aangesloten vereenigingen mededeeling deed
niet alleen van al de gedane verrichtingen, doch tevens van alle
mededeelingen welke het Bestuur plaatsen zal in «de Rechts
toestand».
De heer Te Kolsté is het'met den vorigen spreker eens. In
de Rechtstoestand zullen vragen van aangesloten vereenigingen
door het Bestuur worden beantwoord en het is wenschelijk dat
die mededeelingen zooveel mogelijk ter kennis worden gebracht
van alle leden der Pensioenvereeniging.
De Secretaris zegt dat hij gaarne de bedoelde mededeelingen
aan de verschillende Redactiën zal doen en verzoekt opgave van
de adressen dier Redactiën.
Besloten wordt ten slotte om geen pogingen aan te wenden
tot oprichting van een eigen orgaan, terwijl adhaesie wordt be
tuigd met het voorstel van het Bestuur om 1 of 2 kolommen in
«de Rechtstoestand» te reserveeren voor pensioenbelangen.
Bij de nu volgende verkiezing van bestuursleden worden uitge
bracht 36 stemmen.
De heeren Zeilmaker en Te Kolsté krijgen 36 en de heer
Huykman 31 stemmen zoodat de aftredende bestuursleden her
kozen zijn.
Bij de rondvraag komt de heer S. J. Posthuma terug opeen
uitlating van een der afgevaardigden van Leiden die het een
onbillijkheid noemde dat sommige ambtenaren reeds op 55-jarigen
leeftijd pensioengerechtigd waren en andere eerst op hun 65e jaar.
De heer Posthuma geeft als zijn meening te kennen dat de
pensioneering van sommige categorieën van ambtenaren op hun
55e jaar wel degelijk gemotiveerd is. Als voorbeeld noemt spreker
de Landmeters van het Kadaster wier gezichtsvermogen tenge
volge van hun dienstwerk dikwijls op hun 55e jaar reeds zoozeer
verminderd is, dat velen van hen dan niet meer in staat zijn hun
2Ó2