286 ab\ [ac\ qn uit: qn -f- jr—I21 f—$31 [aa]"1 1 aa]jai [ad] Heeft men echter alleen te kennen qu, en qi3, dan handelt men volgens de eerste wijze, omdat men op de tweede wijze door achtereenvolgende substitutiën ook eerst de andere q's zou moeten bepalen. Merken wij nog even op, dat in: [CC2] ?33 1 de coëfficiënt [ccj\ van qjuist het gewicht is van dezen onbe kende. Immers vond men vroeger voor de middelbare fout in den 3en onbekende C' m Mc m qA y~-Q(: of Gc [^2] d.i. de coëfficiënt van qS3. Indirecte waarnemingen met ongelijk gewicht. De formules voor dit geval onderscheiden zich van die voor de indirecte waarnemingen met gelijk gewicht, door dat in de sommeerende haakjes overal de factor ghet gewicht, bijkomt, en [jl, de middelbare fout van de gewichtseenheid, in de plaats treedt van m, de middelbare fout van de enkelvoudige waarneming. Ter bepaling van de grootheden A, B en C worden de groot heden Px, P2Pn gemeten, waartusschen de navolgende be trekkingen bestaan: P\ a,\ A -f- h\ B -j- C p\ gi P2 a2 A l>2 B -f- C pi. gi zoodat ondersteld wordt dat de onbekenden A, B en C op liniaire wijze afhangen van de te meten grootheden P. Daar wij echter laatstgenoemde nimmer leeren kennen, zullen wij daarvoor door meting de grootheden p\. p2....pn vinden, waaruit de meest waarschijnlijke waarden Pj, Pj....P„' bepaald kunnen worden. Volgens het onderstelde geval wordt iedere grootheid p met ongelijke nauwkeurigheid gemeten, en zal elke p derhalve een verschillend gewicht hebben, of pi het gewicht gx, in't algemeen pn het gewicht g„. ?33 Pn an A j- hn B e„G pn gn

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 294