A A Voorts moet men weder als hiervoren een relatief minimum stellen [gx2] 2 k\ §ax] r^) 2 fe2 §_bx~] r2) 2 fe3 i[cx] r3) minimum d.i. elke op nul herleide voorwaarden vergelijking niet een onbe- paalden coëfficiënt vermenigvuldigd, en elk product afgetrokken van [gx2], of onder anderen vorm: g\ Xy2 g2 *22 gn 2 k\ ax 'W~F «2 %2 ;£Fa„ x") 2 fe2 (b\ X\ -j- b2 x2 -j- bn xH) -2 fes Ci X\ -j- c2 x2 f- cn x„) minimum. Derhalve deze uitdrukking respectievelijk ten opzichte van X\, x2, x„ gedifferentieerd en gelijk nul stellende: gi x\ a\ k\ bx k2 c, fe3 o, g2 x2 «2 k\ h k% Ci k3 o, welke correlatenvergelijkingen genoemd worden, en waaruit de correctiën :r gevonden worden, zoodra de correlaten k bekend zijn. Maar de £'s zijn bekend, want zij zijn reeds zoodanig be paald, dat zij het boven gestelde relatief minimum aangeven. Verder blijkt, dat het aantal fe's gelijk is aan het aantal voor- waardenvergelijkingen, want in dat minimum hebben wij iedere voorwaardenvergelijking met een coëfficiënt k vermenigvuldigd, en zijn er bijgevolg ook 3 coëfficiënten k. Om deze fe's uit bovenstaande n vergelijkingen op te lossen, zien wij daarin n -j- 3 onbekenden voorkomen (n onbekenden jr en k\, k2 en fe3), dus nog 3 vergelijkin gen te weinig ter oplossing van die onbekenden. Wij hebben echter nog de 3 op bldz. 307 vermelde voor waarden vergelijkingen: b\ X\ -j- b2 x2 -j-bn xn z*2, C\ X\ -j- c2 x2 -j-cn xn r3, dus totaal n -(- 3 vergelijkingen, waaruit de onbekenden als volgt worden opgelost. Worden vorenstaande correlatenvergelijkingen, n.l. gi xi «1 k\ b\ K -j~ c\ ks -f- c2 k3 a2 g*- gn xn k\ -j— bn k2 ~f" Cn ks an bn gn cn gn 3o8 gn Xn k\bn k2 Cn k3 O, a\ X1 rf" a2 X2 an xn «1 gl gl <h_ gl gl X2 b% k2 g2 Cj gl gn

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 316