treden reeds op van den eersten dag na dien der bepaling van
een punt; hoe eerder elk punt dus van vastleggingen wordt
voorzien, hoe beter.
Indien het personeel der Rijksdriehoeksmeting niet talrijk
genoeg is om dit werk met kracht door te zetten, zouden tijdelijk
een of meer landmeters bij de Rijksdriehoeksmeting kunnen
worden gedetacheerd om, na zich op de hoogte gesteld te hebben
■van de tot nu toe gevolgde methode, elk voor een gedeelte met
het aanbrengen van vastleggingen te worden belast.
En hiermede, mijne heeren, hoop ik uwe belangstelling te
hebben opgewekt voor het onderwerp der vastleggingen, dat
mede werd opgenomen in de besprekingen dezer vergadering.
Ik heb gezegd.
De Voorzitter dankt den heer H amelberg voor zijn duidelijke
en uitvoerige toelichting en vraagt of iemand over het onderwerp
het woord verlangt.
De heer Jos Bingen wil alvorens tot een eigen betoog over
te gaan, wijzen op een kleine onjuistheid in dat van den heer
Hamelberg, waar deze aan de secundaire punten van den tweeden
rang een grootere waarde voor het kadaster toekent dan aan de
primaire, en secundaire punten van den ien rang. Voor ons kadaster
zijn alle driehoekspunten van even groote beteekenis.
Nadat de heer Hamelberg meegedeeld heeft, dat hij er alleen
op gewezen heeft, dat er meer secundaire punten van den 2en rang
zijn en deze daarom belangrijker zijn, is de heer Bingen 't met
den inleider eens en vervolgt aldus:
Mijne Heeren.
In verband met het voorstel van den heer Hamelberg en
de toelichting daarvan in deze vergadering wenschte ik gaarne
het een en ander in het midden te brengen.
Het is genoeg bekend dat wij in Nederland niet beschikken
over een voldoend aantal driehoekspunten van de ie en 2e orde,
waaraan verdere metingen van grooten omvang als die van het
kadaster verbonden kunnen worden. De uitkomsten der drie
hoeksmeting van Generaal Kraijenhoff in het begin der vorige
eeuw en van de secundaire driehoeksmeting van den generalen
staf (18361855) voldoen niet aan billijk te stellen eischen; de
32