33i
Volgens de in 1908 vastgestelde regeling bedraagt het maximum traktement
der boekhouders thans ƒ2000 's jaars, terwijl op sommige standplaatsen
toelagen worden genoten van ƒ75, 100 of ƒ150 's jaars.
Er bestaan naar het oordeel van den ondergeteekende geen redenen
om voormeld maximum te verhoogen.
Voor zoover deze ambtenaren vroeger inkomsten genoten voor het ver
richten van particulier werk, is bij de nieuwe regeling rekening gehouden
met verkregen rechten door de bepaling dat zij, wier inkomen in bezoldi
ging en loon wegens werkzaamheden voor particulieren (naar de nnddel-
som van het te dier zake over de jaren 19021906 genotene) volgens
de oude regeling honger was of hooger zou geworden zijn dan de bezol
diging (standplaatstoelage buiten aanmerking gelaten), welke zij volgens de
nieuwe regeling genieten, toelagen ontvangen ten bedrage van het verschil.
Wat betreft de benoeming tot teekenaar van het kadaster is de wijziging,
waarop in het Voorloopig Verslag wordt aangedrongen, reeds tot stand
gekomen bij Koninklijk besluit van 5 Mei 1911 n°. 37. Bij dat besluit
is o.a. bepaald, dat de benoeming geschiedt bij voorkomende vacatures
naar de rangorde in welke de geslaagden bij het proces-verbaal van het
examen geplaatst zijn, mits zij op het tijdstip, waarop zij voor eene be
noeming in aanmerking komen, den vollen ouderdom van 23 jaren nog
niet hebben bereikt en alsnog voor de betrekking geschikt blijken te zijn.
De dubbelen der kadastrale leggers en de plans, welke ter secretarie
der gemeenten berusten, worden kosteloos bijgewerkt, doch ingeval ver
nieuwing noodig is, komen de kosten daarvan ten laste van de ge
meente.
Deze regel, welke sedert 1836 gegolden heeft en waarin eene aan
sporing is gelegen tot zorgvuldige behandeling, is in overeenstemming
met de geschiedenis der wet van 30 Mei 1877 Staatsblad n°. 132).
Immers bij de behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal
is ondubbelzinnig gebleken, dat alleen de bijwerking en niet de vernieu
wing voor het vervolg kosteloos zou plaats hebben.
Omtrent deze vernieuwing gelden de volgende regelen.
De kosten worden door den ingenieur-verificateur van het kadaster in
overleg met het gemeentebestuur vastgesteld, en de vernieuwing
geschiedt niet, voordat die hoofdambtenaar zich bij een daartoe opzettelijk
ingesteld onderzoek van de noodzakenlijkheid heeft overtuigd.
Het materieel voor de vernieuwing wordt sedert 1894 kosteloos verstrekt.
In geval van onvoorziene rampen geschiedt ook de vernieuwing kosteloos.
Art. 43. Omtrent de zoogenaamde vastlegging van de secundaire
punten van den tweeden rang der Rijksdriehoeksmeting is de onder-