34 de terreinwerkzaamheden groote vorderingen gemaakt hebben, we zijn zelfs reeds in het bezit van eenige uitkomsten der be rekeningen n.l. van Deel I: Rechthoekige coördinaten in stereo- grafische projectie van het Hoofddriehoeksnet en van Deel II: Dito coördinaten van de driehoekspunten in Zuid-Limburg. Nu deze uitgaven verschenen zijn en wij opvolgend meerdere resultaten mogen verwachten, ligt het voor de hand dat het geheele werk meer en meer de aandacht trekt; ook onze Vereeniging is door het voorstel van den heer Hamelberg zoo spoedig mogelijk in de gelegenheid gesteld van hare belangstelling blijk te geven. Het duurzaam vastleggen van de driehoekspunten op torens in vlak terrein maakt een driehoeksmeting veel omslachtiger dan in burgachtig terrein, waar de driehoekspunten door steenen palen aangeduid kunnen worden. In jaargang 5 van ons Tijdschrift vinden we in »Mededeelingen over de Triangulatie van Nederland van wijlen Prof. Schols« dat bezwaar voor onze driehoeksmeting vermeld en tevens als oorzaak opgegeven, waarom een begrooting van den duur van het werk slechts bij ruwe benadering te maken was. Toch zou men uit die mededeelingen mogen opmaken dat bij de Rijkscommissie van meet af aan de noodzakelijkheid van het vastleggen der torenpunten erkend is en er dus overwegende redenen moeten bestaan hebben om thans een groot deel dier punten vooreerst nog niet vast te leggen. Wat daartoe aanleiding gegeven heeft is voor ons van weinig belang, we kunnen ons bepalen tot con- stateeren van het feit dat de secundaire punten van lageren rang niet verzekerd worden en dan zou ik aan de vergadering dringend willen aanbevelen om ten opzichte van deze punten op het voorstel van den heer Hamelberg in te gaan en naar vermogen mede te werken tot het doel om aan de Nederlandsche Rijksdrie hoeksmeting een blijvende waarde te verschaffen. Reeds bij de primaire meting is afdoende gebleken dat het vastleggen der torenpunten noodzakelijk is. Uit Deel I blijkt immers dat niet minder dan 14 torens (van de 145) bij tweede centreering een veranderde plaats voor den top van den toren aangaven en andere torens waren nog in verbouwing. Die verplaatsing geschiedde in een tijdsverloop van enkele jaren en was meestal het gevolg van verbouwing der torens; maar er zijn

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 34