38
De commissie ontvangt 's jaars f 40.000. Men richte zich èn
tot den Minister èn tot de 2e Kamer, opdat zij weten, wat we
nu krijgen voor die ƒ40.000. 't Is spreker bekend, dat van de
Commissie geen steun is te verwachten. Hij geeft den raad aan
te dringen bij den Minister en de Kamer.
De heer Bin gen meent, dat het als éérsten stap in de goede
richting aanbeveling verdient, aan de ambtenaren voor te schrijven
alle torens die in een driehoeksmeting worden opgenomen van
vastleggingen te voorzien.
De heer Hamelberg vindt het wenschelijk dat de Vereeniging
eerst tracht tot stand te brengen de verzekering der secundaire
punten van den 2en rang en daarna zich wijdt aan de belangen
der kadastrale punten. Verder zou spreker gaarne zien dat de
heeren, die op 't gebied van afwijkingen van zoogenaamde vaste
punten ondervinding hebben opgedaan, deze mededeelden.
De Voorzitter noemt daarop een sprekend geval, dat zich voor
gedaan heeft bij de hermeting van een gedeelte van Amsterdam
door hem en den heer Weijgers verricht. Bij de bepaling der
daarvoor noodige punten bleek dat de spits van de Eilandskerk
45 c.M. was verplaatst, zoodat dit punt opnieuw moest worden
bepaald. Dergelijke ervaringen komen herhaaldelijk voor.
De heer Bin gen zou daaraan een uitgebreid lijstje kunnen
toevoegen. Spreker citeert enkele gevallen en betoogt omtrent
de nauwkeurigheid van centreering, dat men die naar verkiezen,
tot zelfs binnen een m. M. nauwkeurig kan doorvoeren.
De heer Colpa betoogt de nuttigheid en de mogelijkheid van
eenvoudiger wijze van centreeren en vraagt den heer Bingen
of de centreering voor de tertiaire punten niet voldoende kan
geschieden met behulp van een meetveer en of dit niet voldoende
nauwkeurig is, waar door enorme kostenbesparing wordt verkregen
vergeken bij de omslachtige hoekmeting.
De heer Bingen is het hiermede eens en zegt dat een nauw
keurige centreering met inbegrip van de basismeting binnen een
halven dag kan worden afgewerkt; de eischen van het kadaster
laten zeker vereenvoudiging in de werkwijze toe.
De Voorzitter acht het onderwerp thans voldoende toegelicht
en leest een voorstel voor, zooals het na de gehoorde discussiën
thans door den heer P. J. Hamelberg is geformuleerd, lui
dende: