45
kettin-g van 20 Meter te min gemeten wordt. Dit mag niet en
als 't gebeurde dan moet de landmeter, die de lijn mat, de
correctie evengoed aangebracht hebben als Schrijver dat nu wil
doen. Waarom bestaat er bij Schrijver een aan te brengen
correctie en bij den als zéér deskundig bekenden landmeter
Polak niet?
Ik zeg als de heer Polak deze correctie goedkeurt dan keurt
hij zijn eigen werk van 1894 af.
«Vertellen en een oorspronkelijke fout in de ketting».
Het eerste mag niet voorkomen en als het voorkomt, komt
het evenzeer elders voor als bij den heer Polak, terwijl oor
spronkelijke fouten in de ketting geverifieerd moeten worden
vóór of na de meting. Als deze verificatie niet gemaakt is, dan
is zij niet te verontschuldigen, maar toch mag Schrijver daarop
zijn betoog niet gronden en gaan generaliseeren.
Op bladzijde 81 bovenaan beweert schrijver dat er geen ge
gevens bestaan om de declinatie in 1894 te berekenen en haalt
voor zijn betoog daarom gegevens uit Duitschland aan. Ik vraag
mezelf af hoe 't mogelijk is om een vergelijking te trekken
tusschen midden-Duitschland en Suriname (plaatsen die in breedte
48° en in 'lengte 66° verschillen), om daaruit af te leiden:
gegevens voor de berekening van magnetische schommelingen
hier te lande. Buitendien zijn de schommelingen in Duitschland
sterker dan in Suriname dat veel dichter bij den evenaar ligt
en mag men daarop dus geene wiskundige berekening gronden
met het doel anderen daarmede bespottelijk te maken.
Had schrijver geweten, dat in 't jaar toen de heer Polak zijne
meting deed, ook gronden en plantages werden uitgemeten en
de grenzen daarvan meerendeels door polderdammen- werden
aangegeven, welke dammen op de oude kaarten ten domein-
kantore voorkomen meestal met opgave van hunne richtingen,
dan had hij eenvoudig door eenige dier opgegeven richtingen
na te meten gemakkelijk dit magnetische vraagstuk kunnen
oplossen.
Afgezien echter van het irrationeele van eene vergelijking
tusschen Duitschland en Suriname zijn ook de berekeningen op
Hierbij is gerekend op een gemiddelde breedte van 52° voor Duitschland en
en van 40 voor de Lavva, terwijl de lengten resp. voor deze plaatsen zijn genomen
op 12° O. L. en 540 W. L.