zichzelf foutief. Om dat aan te toonen zullen we voorloopig met Schrijver per 20 M. ketting veronderstellen werkelijk 25 c.M. te min afgezet té hebben, zoodat dus de 391 M. in Z. W. en de 346.25 M. in Z. O. richting te veel zijn gemeten; dan stuiten we 4' s' thans op blz. 81 onderaan op 40 10 X 3° 15 Hoe komt Schrijver aan het getal 10? Van 1894 tot 1910 is toch 16 jaren en wordt nu die 6 in den vermenigvuldiger maar verwaarloosd? Het daaruit voortvloeiende verschil van 4 is echter van weinig belang met betrekking tot hetgeen volgt op pag. 82; daar staat: «Daar de door hem gevonden correcties alle «positief waren, blijkt daaruit dat het eindpunt van de in 1894 «getraceerde Z. O. grenslijn van de concessie der compagnies des «mines d'or zuidelijker (juister Z. t. W.) valt, dan behoorde. Het «verschil bedraagt sin. 30 X 30969 M. 1620.9 M. V «Evenzoo ligt het eindpunt der Z. O. lijn veel Westelijker sin. 30 X 27353-75 M. 1431.7 M.» 46 i° B Dit kaartje is figuratief De verschuiving van punt D is buiten beschou wing gelaten overeen komstig schrijver van <Niet te qualificeeren».

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 46