LOGARITHMISCHE REKENLINEALEN. (Vervolg van jaarg. 1909 p. 123). Schalen. Op eene kromme y =f(x) aenke men zich eene reeks punten, welker abscissen met gelijk bedrag opklimmenen die niet verder van elkander zijn gelegen dan toelaatbaar is, om de segmenten der kromme nog als recht te kunnen beschouwen. Men projec teert die punten op de y-as en plaatst bij de voetpunten de waarden der correspondeerende abscissen. De y-as draagt thans eene schaal voor de functie f(pc). De lengteëenheid, waarmede de abscissen zijn uitgezet, is in de projectie willekeurig; de lengteëenheid voor de waarden y f(x), evenals de waarde der abscissenintervallen, worden in ieder bijzonder geval door de practijk bepaald. De voetpunten liggen in het algemeen niet evenver van elkaar, en mag men de segmenten der kromme recht achten, dan zal de afstand van twee voetpunten evenredig mogen gesteld worden met de correspondeerende substitutiewaarde der afgeleide J' (x) der functie f(x). Het is aan te bevelen, vóór men zich in het gebruik eener bepaalde schaal gaat oefenen, de kromme f(xte constru- eeren en zich van het verloop van (x) rekenschap te geven. Het meest gebruikelijk is de Schaal voor f(pclog x. Men zet op eene rechte (bijv. van links naar rechts) afstanden uit achtereenvolgens gelijk aan log 1 o, log 2 0,3010 log 3 =0,477 1 sl°g 9 °>9542 s, log 10 1,0000 waarbij s 500 mm zij, en plaatst bij de uiteinden dezer hoofdmaten de getallen 1,2, 9, 10, welker afstanden tot het beginpunt 1 bedragen: 0,00 mm, 150,51 mm, 238,56 mm, 301,03 mm, 349,49 mm, 389,08 mm, 422,55 mm, 451,54 mm, 477,12 mm, 500,00 mm. De segmenten (2) (1), (3) (2), (4) (3),(10) (9) hebben de lengten 150,5 mm, 88,0 mm, 62,5 mm, 48,5 mm, 39,6 mm, 33,5 mm, 29,0 mm, 25,6 mm, 22,9 mm. Men merke op, dat segment (2) (1) segment (4) (2) segment (6) (3) segment (8) (4)dat segment (3) (1) segment (6) (2) segment (9) (3); dat seg-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 53