waarden van twee aldus bij elkaar behoorende punten, alsmede
de argumenten dier functiewaarden correspondeer end.
Het gebruik der rekenlineaal berust geheel op het opsporen
van identieke (samenvallende of gelijke) segmenten op beide
schalen, welke segmenten, zooals boven is aangegeven, gedefi
nieerd worden door de argumenten x2 en xlt resp. y2 en yx van
de functiewaarden hunner eind- en beginpunten.f{x2), s .f(x j),
resp. c g (y2), g t'i). Aangenomen wordt, dat de functiewaarden
op beide schalen in dezelfde richting aangroeien1), d.w.z. dat voor
en d (jVz) g (>'1wat als gevolg van den aard der functies niet
uitsluit, dat x2 xx of y2 <>'2 kan zijn.
Men heeft nu
segment op de schaal voor j(x) ,f(x2)e -f{x\) en
segment op de schaal voor g (y) e g [y2)s-giyi)
De gelijkheid van beide segmenten levert tusschen x2, xu y2,
yi, eene betrekking, die eeneMer volgende vormen kan aannemen
2) f(xx) - g {y2jg {yi)
fix2) g {y2) 1) g y\
A*2) +g{y\)=g (y2) (*i).
De volgende beschouwingen en regels nemen den eenvoudigsten
vorm aan, en laten zich het gemakkelijkst in het geheugen
prenten, [wanneer men de genoemde betrekking steeds neemt in
den normaalvorm
f (x0 s CyO f (x2> - to),
door welke men het voordeel bereikt, dat zij op de lineaal ge
lezen wordt door de scheidingslijn der beide schalen als een groot
minus-teeken op te vatten, dat tusschen de correspo7ideerende
termen is geplaatst, en door een gelijkteeken tusschen de komende
verschillen te denken. Zijn dan beide schalen logarithmisch, zoo
kan het min-teeken als breukstreep worden gedacht, en bepaalt
men de gelijkheid van twee quotiënten.
Wanneer voor de twee schalen voor f(x) en g{y) de lengte
eenheden sy en g niet gelijk zijn, neemt de algemeene seg
mentenvergelijking een gewijzigden vorm aan. Gebruikelijk zijn
bij ongelijke g slechts die schalen, waar (x) =g(x) terwijl
7i
Vj rvï rl r>1 r>v» h rv4-T/^l-i-rl V* r» r\l-t r»/-, n t- -£ i
iJtJicic oouatcn iiclZoiiciG tccrvtu nt/Cii, /tuuuat öLoctaay \g^2j J \y^\)
Tegengestelde schalen zie pag.