Schaalverwisseling doet (i) overgaan in Ac)g =Ab) - g G») en (2) in /{c) g(6) =/(a) g{y2) indien /{c)</{a) j /(a)—g(yi)=/(c) g (b) Z(aX/Z) zoodat bij congruente schalen voor de drie gegevens vier ver schillende rangschikkingen mogelijk zijn. Voorbeeld: f(x) log x en g (y) logjy. Om nu x te be palen uit ab a b x - b a kan men nemen c c c a met c correspondeerend en wel resp. op de f- en de ^--schaal, of omgekeerd; b met c correspondeerend en wel resp. op de f- en de /-schaal, of omgekeerd. In elk dezer vier gevallen is de plaats van het derde argument en daarmede de plaats (en de waarde) der correspondeerende onbekende bepaald, en wel beide als begin- of als eindpunt hunner segmenten, naarmate dat derde argument kleiner of grooter is dan c. Voor - 7 zijn de vier mogelijke rangschikkingen de volgende: 4 xn x 3 7 3 4 3'7 3 4 4 x-j x Zijn van de vier grootheden x2, xlt y2, _}'i er twee gegeven, dan kunnen zich de volgende gevallen voordoen c. beide gegeven argumenten liggen op de y^schaal d. /-schaal begin- ei en e2. zijn eind_ punten fi en f2. een der gegeven argumenten is beginpunt op de eene schaal, het andere is eindpund op de andere schaal. In de vergelijking f {xx) (>'i) (x2) (^2) zijn twee onbekendener bestaat een oneindig aantal stellen wortels. In de gevallen c, d en f levert elke nieuwe onderlinge stand der beide schalen een nieuw stel waarden voor de onbe-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 74