78
tot i o bevat, dan reduceert men zoo noodig elk der factoren a en
b door vermenigvuldiging met i o/', waarbij p geheel is en positief
of negatief, tot binnen de grenzen i en 10 en bepaalt io?.
uit x' a X b'Nu valt het product tusschen i en 10 of tusschen
10 en .100. In het eerste geval neemt men, als boven, in x'
a' X V X voor c de waarde 1;
c
in het tweede geval de waarde
10. Voorbeeld: 0,475 X 3438
4,75 X 3,438
meer dan
10, dus 4'75 X 3,4uj ;n yjer
10
standen:
*"=1,633 4,75
1,633
3,438
3,438 10
4,75
en door verwisseling der schalen
3,438 10
4,75
Zonder moeite bepaalt men uit of uit de gezochte
door plaatsing der decimaalkomma waar zij blijkens eene hulp
berekening uit het hoofd behoort. De regels in diverse «hand
leidingen» voor het bepalen van het aantal cijfers der uitkomst
zijn even talrijk als die handleidingen zelf; zij loonen de moeite
voor het van buiten leeren en oefenen niet.
Is een schalenpaar voorhanden, dat de argumenten 1 tot 100
bevat, dan kan men de gegeven factoren tot binnen de grenzen
1 en 10 reduceeren, waardoor het product beneden 100 blijft,
zoodat steeds c 1 genomen, d.i. uitsluitend de beginpunten der
linealen gebruikt kunnen worden. Brengt men een der factoren
binnen de grenzen 1 en 10, de andere binnen de grenzen 10 en
100, dan valt het product óf tusschen 10 en 100 óf tusschen 100
en 1000. In het laatste geval kan men, om de onbekende <1 100
te doen zijn, naar verkiezing c 100 of c 10 nemen, d.i. naar
verkiezing het einde of het midden van één der linealen ge
bruiken. Voor het geval beide gereduceerde factoren tusschen
10 en 100 vallen, is naar willekeur c—100 of c 10 ten emen,
als valt tusschen 100 en 1000, en is steeds c— 100 te nemen
als valt tusschen 1000 en 10000.
Voorbeeld. 0,475 X 3438
,0. V 4.75 XV-'4,75 x 3'438
10
10
x =1,633 4,75 *"=1,633 3,438