8o
en door schaalverwisseling
i *=1,5 X— 1,5 9,6
Beide bewerkingen komen neer op het mechanisch bepalen
van het verschil der segmenten (5) (i) en (c) (i);
de eerste bewerking zoekt het segment, dat bij het segment
c(i) moet worden opgeteld om het segment (i) te vormen,
terwijl de tweede het segment zoekt, waarbij men het segment
(c) (i) moet optellen, om het segment b(i) te vormen.
Is een schalenpaar voorhanden, dat slechts de argumenten i tot
io bevat, dan reduceert men zoo noodig deeltal en deeler, b en c,
door verplaatsing van het decimaalteeken tot binnen die grenzen.
Is daarbij c' b'dan valt tusschen i en io, en neemt men over-
1 X b'
eenkomstig het laatste voorbeeld a i en is b'<^c',
dan valt x' tusschen o,i en i, zoodat genomen worden a io
io Xb'
en x y—.
Zoo geeft 0,0562 834, x' 5,62 8,34 en
8,34
te bepalen volgens
x.' 6,7410 5,62 x" 6,74
5,62 8,34 8,34 10
of overeenkomstig door schaalverwisseling.
Men bepaalt uit door de plaats van het decimaalteeken
afzonderlijk na te gaan.
Wenscht men schalen voor de argumenten 1 tot 100 te bezigen,
zoo kan men nemen
c' tusschen 1 en 10, b' tusschen 1 en 10. Is dan c' <C b'dan
valt tusschen 1 en 10; men neemt a=i of a= 10 en
rekent volgens 1 °f x" 10 Is echter b' c',
dan valt tusschen 0,1 en 1 men neemt a 10 of a 100 en
10 X r 100 X b'
rekent volgens of
c' tusschen 1 en 10, b' tusschen 10 en 100. Nu valt tusschen
1 en 100 en wel tusschen 1 en 10 als --- c in welk geval a 1
6,4 9,6 i 6,4