overleg noodig, welk der hulpargumenten t, io of 100 gebruikt
zullen worden. Men stelt eenvoudig b en c correspondeerend óf
plaatst ze als grenzen van één segment. Bij de eerste methode blijkt
van zelf, of x afgelezen wordt als correspondent van i, ioof 100;
bij de tweede methode komt i, 10, of 100 te correspondeeren met c,
den deeler, en men neemt i als c kleiner, 100 als c grooter dan
b is, terwijl tegelijk in gevallen boven omschreven, ook het argu
ment io bruikbaar kan zijn. Het ligt daarom voor de hand in
het algemeen als regel volgens de eerste methode b en c correspon
deerend te stellen, zonder op bijzondere omstandigheden te letten.
Bij vermenigvuldiging van a ?net b bleek overleg omtrent het
gebruik van het hulpargument i, io of 100 onvermijdelijk.
371,3
Opmerking. Met de gewone lineaal vindt men voor de
waarde 0,2981, terwijl zeven-cijferige logarithmen geven 0,29808925.
In gevallen, waarin de directe uitkomst niet bevredigt, laat de
gewone lineaal ons niet in den steek. Men rekene als volgt
«14 3 -"3,68 3733 0,3 - (lineaal)
1245,6 1245,6 1245,6
0,3 0,001911 0,298089 of met weinig moeite verder x 0,3
Opmerking. Heeft men eene reeks breuken y, y, ydie
denzelfden^noemer hebben,r tot tiendeelige te herleiden, dan kiest
x b x 1
men van de beide rangschikkingen - en j (afgezien
van schalenverwisseling en van vervanging van het hulpargument
1 door 10) de laatste, aangezien daar in het tweede lid twee con
stanten correspondeeren; men leest dus in eenzelfden onderlingen
schalenstand bij elk der waarden ax, ai..., de overeenkomstige
waarden xt, x2, af.
Opmerking. Men kan door voor de hand liggende kunstgrepen
de met de lineaal te bereiken nauwkeurigheid gemakkelijk ver-
hoogen. Heeft men een driehoek met zijden 0=5,15, b 6,25
c 7,35 rn te vergrooten zoo, dat c 9,45 m, dan zou directe
c'
berekening volgens b' b niet in millimeters zekerheid geven.
82
(0,002 -f 2'4912 -+ 2>3$\ g 0,1112 ^lineaa]) g _j_
V 1245,6 J v 1245,6
0,00008925^= 0,29808925.
«2 a3