gó
Eene andere, evenwel uit twee bewerkingen samengestelde
methode is de volgende, op de gewone lineaal uitvoerbaar:
a3 (a2) X a- Men bepaalt al volgens b, 5 door overgang
van a der (2 log)-schaal op de logschaal met behulp van looper
of lineaaleinde, om daarna zonder aflezing van a2 met a te ver-
menigvuldigen volgens -op beide log-schalen.
b, 5 Bijzonder geval b— 1, c= 1. Hier gaat x -^c over
in x a1 te lezen als - - en men bepaalt het kivadraat van a
door de beginpunten der beide schalen te doen correspondeeren,
om als correspondente van a der (2 log)-schaal af te lezen x a2
op de log-schaal.
Bevat de (2 log)-schaal slechts argumenten tusschen 1 en 10,
dan moet voor waarden van a tusschen o en 1 en voor waarden
<C 10 genomen worden resp. a'a ion en a! a om a
binnen bedoelde grenzen te brengen. Men bepaalt dan y' a'2
en resp. y y' io~2" en y y' 102".
b, 6 Bijzonder geval a—i, c 1. Nu gaat x ^c over
in r
Daar b na eventueele reductie tusschen 1 'en 10 ligt, valt
tusschen 0,01 en 1, x'10 x facultatief en ^'=100^; steeds
1
tusschen 1 en 100. Men bepaalt bijv. x 100^ uit x -
x' 100
te lezen als
Voorbeeld. x --„, x' T'
x' 5,67 10 IOO
I 4.2
C. Men heeft xx a, x2 b (voorwaarde b d), waardoor de
herleide segmentenvergelijking (pag. go) overgaat in
a b_ of V_ a ycb
1/12 iji2 ,'/i yi
In elk der standen, oneindig in aantal, die men aan de beide
{Cl^\rjt
I Cl
dl
I X
12 a1
2
12 b-
4,22 4,22
0,0567