io3 In aansluiting met de door den heer Bingen behandelde cen- treeringsmethoden moge nog melding gemaakt worden van eene wijze van centreeren, die hoewel niet bij de Rijksdriehoeksmeting hier te lande gebruikelijk, toch practische waarde heeft en in sommige gevallen met voordeel is toe te passen. Volgens deze methode, die minder tijd vereischt dan een lokale driehoeksmeting, wordt het centrum ten opzichte van een pijler of vastlegging op den toren als volgt bepaald. Bijgaande figuur stelt de horizontale projectie voor van een toren met omgang en balustrade, gedekt door een achtkante spits. Een bepaald gedeelte van de stang boven de spits uitkomende is het centrum van het driehoekspunt. Op den noordwestelijken hoek van de balustrade is een pijler gebouwd, waarop de metin gen worden verricht. Het waarnemingspunt op dien pijler, dat we kortweg door «Pijler» aanduiden, is de oorsprong van het lokale coördinatenstelsel; de richting in Pijler naar het centrum van een ander driehoekspunt A valt samen met de positieve tak van de F-as en is tevens de nulrichting der te verrichten metingen. Om het centrum te bepalen worden de navolgende werk zaamheden uitgevoerd. Ten noorden van den toren op den beganen grond wordt eene standplaats zV opgezocht, waar het centrum en de noordelijke balustrade van den toren zichtbaar zijn. In N wordt de richting naar het centrum geprojecteerd op de noordelijke balustrade of een daarop bevestigd houten bord. Daartoe wordt op de wijze, zooals dit in het artikel van den heer Bingen voor projecteeren is aangegeven, aan de voorzijde van de balustrade of het bord aanwijzing gedaan met een potlood, terwijl aan de achterzijde het schietlood dienst doet of beter nog indien een dergelijk instrument beschikbaar is van eene loodstaaf wordt gebruik gemaakt. Men herhaalt de bewerking in doorgeslagen stand van den kijker, waarbij tevens bij gebruik van de loodstaaf deze i8o° wordt omgekeerd en verkrijgt zoodoende op de balustrade twee dicht bij elkander gelegen projectielijnen. Een punt a op de balustrade, midden tusschen deze lijnen genomen, kan be schouwd worden met het centrum en de standplaats N in het zelfde vertikale vlak te zijn gelegen. Eene enkelvoudige aanwijzing van het punt a zou ter oplossing van het vraagstuk vereischt worden. Er is dan echter geen con-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 103