tróle. De bewerking, zooals hierboven is aangegeven, geeft grootere nauwkeurigheid, daar het aangegeven punt te beschouwen is als het gemiddelde van vier enkelvoudige aanwijzingen. Op overeenkomstige wijze wordt op de westelijke balustrade een punt b bepaald, dat in één vertikaal vlak gelegen is met het centrum en eene westelijke standplaats TV op den beganeri grond. De ligging der punten a en b wordt ten opzichte van Pijler door meting van richting en afstand bepaald. Deze bepaling kan eventueel gelijkertijd geschieden met die van in de balustrade of in den omgang geplaatste vastleggingen, in de figuur aangegeven. In de punten a en b worden verder respectievelijk gemeten de richtingen naar de standplaatsen N en TV, beide verbonden met de richting naar het driehoekspunt A of, hetgeen tot hetzelfde resultaat leidt, met eene andere richting, mits deze laatste in Pijler met de richting naar A, de nulrichting, verbonden is. Uit deze gegevens nu kan de ligging van het centrum ten opzichte van Pijler zeer nauwkeurig door berekening worden be paald. Laten we aan de hand van een getallenvoorbeeld deze berekening volgen. Door meting zijn verkregen de volgende gegevens: In Pijler Richting naar A o° o a 14: In a In b Richting naar A o° o' N 57°i Richting naar A o° o' '46" afstand Pa Pb o4 De punten a en b zijn onderling niet zichtbaar. Uit de in Pijler verrichte metingen worden berekend de coör dinaten van de punten a en b in het coördinatensysteem, waarvoor Pijler oorsprong is en de richting Pijler-U de positieve tak van de U-as vormt. We zullen deze berekening niet mede uitvoeren, maar alleen als resultaat vermelden: Xa 2,0379 Ya 2,5509 Xt=—2,5955 F* =—1,5124. I04 0" '12" 0" r> a" 0 '00" 3,265 M. 3,004

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 104