157
tevens het voordeel van twee onderling onafhankelijke schattingen
naast elkaar, wat met het tegenwoordige systeem niet altijd
mogelijk is.
Een tweede schijnbaar zeer groot bezwaar is: stel dat het corps
controleurs werd opgeheven, wat moest er dan met de in dienst
zijnde ambtenaren gebeuren.
Wij meenen dat daarin is te voorzien door het corps niet meer
aan te vullen en de van de directe belastingen afkomstige ont
vangers geleidelijk weer bij hun oorspronkelijk dienstvak te plaatsen.
Enkele jaren later werd dezelfde zaak opnieuw onder de
oogen gezien.
De in 1907 aan «de staatscommissie in zake de wetgeving der
registratie-belasting en der hypotheekrechten» door het toen
malige bestuur onzer vereeniging gezonden memorie: «Organisatie
en reorganisatie van den kadastralen dienst» levert op blz. 9
eveneens een warm pleidooi voor het belasten der landmeters ook
met de schatting. Het heet daar:
«een deel van het kadastrale bijhoudingswerk wordt verricht
«door controleurs v/h. Kadaster (thans controleurs der G. B.),
kadastrale ambtenaren die ten onrechte zijn gerangschikt
«onder de administratie der Directe Belastingen waarmede
«zij, naar den aard van hun werk zoo goed als niet in
«dienstverband staan.
«Het gevolg is dat deze ambtenaren, van gelijke algemeene
«ontwikkeling als de landmeters, werken, niet alleen zonder
«leiding maar zelfs zonder behoorlijke controle of toezicht en
«velen gedurende een groot deel van het jaar geen geregeld
«werk hebben. Bovendien stellen zij eischen aan de bijhou-
«ding, die onnoodig vernummeringen veroorzaken en beslag
«leggen op een groot deel van den tijd der landmeters.
Werd de byhouding van de belastbare opbrengst der
gebouwde en ongebouwde eigendommen opgedragen aan den
landmeterzooals ook in andere lande7i b.v. in Pruisen
geschiedtdan zouden de kosten worden vermeden van een
dubbel bezoek aan perceelen, die zoowel gemeten als geschat
moeten worden
De band met de administratie der directe belastingen kon
blijven daar, waar hij feitelijk ook thans bestaat en door den