Was het vereenigingsleven in 1836 even ontwikkeld geweest als thans, een orkaan van verontwaardiging zou opgestoken zijn tegen het nieuwe systeem. Men meende toen, ook al omdat de financiën van den Staat danig in verval waren, in de tegemoet koming te moeten berusten, 't Blijft intusschen zeer jammer, dat de ambtenaren de mooiste gelegenheid om tegen den nieuwen maatregel op te komen, hebben laten voorbijgaan. In 1846 werd het bestaande fonds opgeheven en werd ingesteld het Pensioenfonds voor Burgerlijke Ambtenaren. Een en ander werd geregeld bij de Wet van g Mei. 1846 Stbl. 24. Art. 1, dat groote verwachtingen opwekt, luidt «Ten laste van den Staat wordt pensioen verleend aan de burgerlijke Ambtenaren, die na de invoering dezer wet worden aangesteld en bij uitzon dering aan hunne weduwen of weezen, een en ander in de gevallen, onder de voorwaarden en naar de regelen bij deze afdeeling bepaald» maar in Art. 14 komt de aap uit de mouw «Alle burger lijke ambtenaren zijn verplicht, ten behoeve van den .Staat, een gedeelte hunner wedde of belooning bij te dragen». Wat de weduwen en weezen aangaat, tot 1890 werden deze al zeer stiefmoederlijk behandeld. Van eenige uitkeering was alleen sprake als de ambtenaar door een ongeluk het leven verloor. Hoeveel jaren er noodig zijn geweest om hierin verbetering te brengen, moge uit het volgende blijken. In Dec. 1853 werd door de Controleurs en Ontvangers der Dir. Bel. een vergadering belegd, waarin de belangen der weduwen en weezen werden besproken. Een adres behelzende het verzoek om weduwen en weezen pensioen uit te keeren, werd aan den koning verzondenhierop werd nooit iets vernomen. In 1855 probeerde men het nog eens, ook nu bleef het antwoord uit; 3 jaar later werd door een Commissie op hetzelfde aanbeeld gehamerd; men stelde voor zelf iets bij te dragen. Eindelijk, in 1864, deelde de Regeering haar standpunt mede: de Staat kon zich niet met de zorg voor weduwen en weezen belasten. Niettegenstaande dit ontmoedigend antwoord werd de strijd met volharding voortgezet. In 1875 schreef de heer Smits, Inspecteur der Registratie, in het Weekblad eenige voor dien tijd zeer scherpe artikelen, waarin hij de oprichting van een pensioenfonds voor W. en W. warm bepleitte. Een Staats commissie in 1878 ingesteld, bracht in 1880 verslag uit. Volgens i6g

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 171