174
De generaal Madsen deed een mededeeling betreffende een toestel
tot fotografische registreering van slingerwaarnemingen, en een toestel voor
de statische bepaling der zwaartekracht door middel van een hoeveelheid
kwik, welke evenwicht maakt met een onveranderlijke hoeveelheid lucht,
die op dezelfde temperatuur wordt gehouden.
De heer Hecker deelde eenige bijzonderheden mede omtrent de waar
nemingen met horizontaalslingers, die door de zorg der Seismologische
Associatie op een drietal stations gelegen op het noordelijk halfrond en
op een station gelegen op het zuidelijk halfrond worden uitgevoerd ter
bestudeering van de vervorming der aardkost tengevolge van de aantrek
kende werking van maan en zon.
Over dit laatste verschijnsel werd nog een verslag uitgebracht dooi den
heer Schweydar, die daaraan eenige theoretische beschouwingen vast
knoopte. Naar zijne meening zou uit de maangolf met ééndaagsche
periode, waarvoor de constanten zijn afgeleid uit waarnemingen uitgevoerd
in een mijn te Freiburg in Saksen volgen, dat de elasticiteit der aarde
ongeveer drie maai zoo groot is als die van staal, welk bedrag ook wordt
afgeleid uit de beweging der aardpolen. Zijne opvatting werd bestreden
door den heer Lal Iemand, die van oordeel was, dat de door hem
uitgewerkte theorie geheel door de waarnemingen werd bevestigd. De
discussie leidde niet tot een bepaald resultaat.
Nadat de heer Haid nog een mededeeling had gedaan betreffende
waarnemingen met horizontale slingers uitgevoerd te Freiburg in Baden
en te Durlach in 1907 en 1908, werden nog een aantal rapporten uit
gebracht betreffende de geodetische werkzaamheden in eenige landen.
De 5de zitting was in hoofdzaak gewijd aan de verslagen der afgevaar
digden. De heer Heuvelink bracht verslag uit omtrent de in Nederland
uitgevoerde werkzaamheden; de heer Muller bood een verslag aan van
den kapitein van den topografischen dienst, A. van Lith, betreffende
den triangulatie-arbeid in Nederlandsch-Indië.
Op voorstel van den heer Tittmann werd een commissie benoemd,
welke de opdracht heeft in de eerstvolgende conferentie een voorstel
te doen omtrent de eischen, welke zijn te stellen aan hoofddriehoek-
metingen.
In de 6de zitting werd door den heer Helmert mededeeling gedaan
van het programma van het centraal-bureau voor de ingetreden driejarige
periode.
De heer Lallemand bracht het verslag uit van de in de tweede zitting
benoemde commissie betreffende waterpassingen, waarvan de conclusie
werd aangenomen.
De commissie voor den breedtedienst deed het voorstel de werkzaam
heden vooreerst nog op denzelfden voet te doen voortzetten, doch te