i8o voering van slingerwaarnemingen en hield zich bezig met de bepaling van de constanten der toestellen van Stückrath en van Defforges. Van 25 April tot 31 Mei was hij onder leiding van prof. L. Haasemann werkzaam aan het Geodetisch Instituut te Potsdam, om zich op de hoogte te stellen van de practische uitvoering van slingerwaarnemingen. Met dit doel bezocht hij verder van 27 Juli tot 5 Augustus een tweetal stations in Holstein, waar prof. Haasemann toen werkzaam was. Daar het Geodesiegebouw te Delft wegens de groote bewegelijkheid van den bodem, veroorzaakt door den slappen ondergrond, ongeschikt bleek als centraal station voor de relalieve slingerwaarnemingen, werd een betere gelegenheid gezocht. Aanvankelijk meende men deze te hebben gevonden in een der kelders van het gebouw der sterrewacht te Utrecht, welke door den directeur prof. dr. A. A. N ij land welwillend daartoe ter be schikking werd gesteld. Reeds spoedig bleek evenwel de vochtigheid aldaar zoo groot te zijn, dat het niet raadzaam was de uurwerken aan dien schadelijken invloed bloot te stellen. Een alleszins geschikte ge legenheid werd aangetroffen in de onderverdieping van het hoofdgebouw van het Meteorologisch Instituut te de Bilt; de hoofddirecteur prof. dr. E. van Everdingen had de goedheid een vertrek voor de opstelling der instrumenten en de uitvoering der waarnemingen af te staan. In het laatst van October werden de toestellen daarheen overgebracht; de uur werken aldaar worden telefonisch vergeleken met het hoofduurwerk der Utrechtsche sterrewacht. De pendule van Strasser en Rohde, behoorende bij den toestel van Defforges, vertoonde na de overbrenging een onregelmatigen gang en bleef herhaaldelijk stilstaan; het werd in December gezonden naar Glas- hütte in Saksen om door de vervaardigers te worden hersteld. Verdere werkzaamheden der Commissie. De Commissie werd door den Minister van Koloniën geraadpleegd over de aanwijzing van een ingenieur voor de Triangulatie-Brigade in Neder- landsch-Indië. Een kist met in var-draden, welke behooren aan den Topografischen Dienst in Ned.-Indië, en reeds gediend hebben voor basismetingen op Sumatra en Celebes, werd* door de Commissie in bewaring genomen. Leiden 12 Maart 1913. Delft De Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing, H. G. V. D. Sande Bakhuyzen, Voorzitter. Hk. J. Heuvelink, Secretaris.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 182