194
Had het bestuur daarna de actie van 1910 hervat ondanks de
„vele" protesten, dan had het inderdaad te veel op eigen verant
woordelijkheid aangepakt. Dit wenschte het bestuur niet, het gaf
er de voorkeur aan de zaak uit te stellen tot de algemeene
vergadering.
Met welk percentage van pro-hervattingsleden het bestuur die
verantwoordelijkheid wel op zich had kunnen nemen, staat alleen
aan het bestuur zelf te beoordeelen.
Hieruit blijkt dus hetzelfde wat de secretaris reeds op ter zake
tot hem gerichte brieven antwoordde, dat de beantwoording der
circulaire van 21 Januari niet was een stemming, maar een offi
cieus polsen van de leden, opdat het bestuur kon weten of het
met zijn opinie ook alleen stond.
De vragen van den Rechtstoestandbond waren gericht aan het
bestuur en dus kon het bestuur terstond zijn zienswijze mededeelen.
De heer de Korver is niet bevredigd door wat de voorzitter
heeft gezegd; het bestuur hult zich in een waas van geheim
zinnigheid, er zijn dus inderdaad nog verzwegen argumenten.
De heer Smit leest een briefkaart voor van het comité der
ouderen waarin voorkomt dat het bestuur geweigerd had om
adhaesie te betuigen; spreker is van meening dat in ieder geval
het bestuur zich tot de ouderen had moeten wenden.
De voorzitter antwoordt hierop dat het bestuur officieel hier over
niets van het comité der ouderen heeft vernomen of ontvangen; slechts
heeft men mondeling zijn persoonlijke meening gevraagd over
adhaesiebetuiging aan het streven der ouderen door het bestuur.
De heer Verhoeven protesteert tegen het voorlezen door den
heer Smit van een briefkaart, niet aan hem gericht en met welker
inhoud hij niets heeft te maken, terwijl hij voorts verklaart dat
de afgevaardigden te Utrecht wel degelijk van een volmacht
waren voorzien.
De heer Krijgsman vindt dat de heer Smit zeer zeker het
recht heeft de actie der ouderen te bespreken en herhaalt dat
het bestuur tegen die actie had moeten opkomen.
De heer Smit vraagt het woord voor een persoonlijk feit; de
heer Verhoeven beschuldigt spreker van onbescheidenheid maar
de oudere collega van wien de briefkaart ontvangen is, verklaarde
geen machtiging verleend te hebben voor het protest.
De heer Verhoeven ontkent niet het recht der jongeren om