405
De heer Roborgh bestrijdt dat het aanzien onzer vereeniging
een belangrijken invloed ten goede zou hebben en dat een weten
schappelijke vereeniging meer kans op succes zou bezitten dan
een vakvereeniging.
Tot staving zijner zienswijze haalt spreker uit een rede van
Minister de Meester in 1907 aan diens waardeerende woorden
aan 't adres van ambtenaarsvereenigingen.
De heer Kloosterboer. M. de V. Gaarne zoude ik het woord
wenschen over de vraag, die deze vergadering in hoofdzaak zal
beheerschen: de questie vakvereenigingHet is mij opgevallen,
dat men als het ware angstvallig vermijdt dit woord te gebruiken.
Bestaat er voor dit woord een geheime vrees? Misschien bij velen.
Maar aan den anderen kant schijnt men een omschrijving ver
kieslijk te achten, omdat men verschillende beteekenissen aan dit
woord kan hechten.
Ik wensch de idéé, die dit woord belichaamt, niet te zien op
gevat in den engen zin, waarin het wel wordt gebruikt, maar
eenvoudig als een vereeniging van personen, die hetzelfde beroep
uitoefenen. In dien zin hebben bijna alle ambtenaren hun vak
vereeniging. Nu zijn m. i. groepsbelangen en algemeene belangen
niet te splitsen. Zelfs van het principiëele onderscheid, dat collega
Smit aan een rede van den heer Boer ontleent, komt in de
praktijk weinig terecht. Het is heel moeilijk om te zeggen, waar
pleidooien beginnen en betoogen eindigen. In de meeste ver
handelingen wisselen beide elkaar af, of liever: ze grijpen voort
durend ineen. Vandaar, dat in onze vereeniging ongemerkt
salarisactie is ingeslopen omdat een goede salariëering der
ambtenaren ook is een algemeen belang. Zoo is de actie voor
een betere opleiding tegelijk in het belang van het Kadaster in
het algemeen als van de landmeters in het bijzonder.
Behoort deze nu thuis in de «vak»vereeniging van collega Smit
of in de «wetenschappelijke» vereening K. en L.Ik meen het
sturen in de richting van een vakvereeniging buiten deze ver
eeniging te moeten ontraden, omdat onze eenheid naar buiten
verloren zou raken en een niet gewenschte wedijver tusschen
twee bijna gelijksoortige vereenigingen onvermijdelijk zou worden.
Ik hoop verder te mogen aantoonen, hoe noodig het is, dat wij
landmeters van tijd tot tijd onder ons zijn, om onze grieven te
kunnen meedeelen, om onze wenschen te kunnen formuleeren.