Wat den ambtenaar aangaat, wijs ik op de oprichting van een
bond als de „Rechtstoestand"welke bond m.i. veel te weinig
door ons wordt gesteundook alweer (men zie de jongste aflevering
van ons tijdschrift) met een beroep op onze wetenschappelijkheid.
Er ligt humor in het vragen van dien bond, of we weieens zijn
gekend
Ik haal in dit verband een enkele zinsnede aan uit de rede
van den heer de Jong. lid van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal, Zaterdag j.l. uitgesproken in het gebouw Concordia te
's Gravenhage. „Medezeggenschap van de vakvereeniging is een
eisch van onzen democratischen tijd. Niet langer mag zonder
haar de regeling van vele zaken, die den ambtenaar gelden, tot
stand komen."
Onze plichten zijn voldoende omschrevenzeg mij, waar vind ik
omschrijving onzer rechten?
Ook in ambtelijke verhoudingen moet ontwikkeling zijn aan te
wijzen, zooals die heden ten dage groeit in de menschen in toe
nemend gevoel van eigenwaarde. Ik vraag U, wijs mij dien vooruit
gang in onze positie! Ik ben overtuigd, dat men steeds meer
gaat gevoelen, dat zoo'n bestaan niet bevredigt, niet kan bevredigen
ondanks het besef van gemeenschap niet kan bevredigen
als levenstaak in het toenemend verlangen naar individualiteit.
De heer Yruggink zegt terecht in zijn circulaire«een regeling,
zooals die thans is, en welke sedert 1847 of langer wel kleine
veranderingen onderging, maar niet met haar tijd is meegegaan;
een regeling, die geen rekening heeft gehouden met de zoo
geheel andere eischen, welke aan het dienstvak worden gesteld
en met de zooveel hoogere eischen, aan de ambtenaren gesteld
kan op den duur niet voldoen en weerhoudt hen, die zich daaraan
willen wijden». Wij moeten zelf anders willen Dat besef moet
bij allen levend worden, dan zal het veranderen, óf de toe
komst van den landmeter in Nederland met zijn «mooien, veel-
omvattenden werkkring» zal verloopen in een moeras van bureau
cratie en serviliteit. Jonge, heldere geesten zullen zich steeds
minder in die atmosfeer wagen!
Wij stellen als werkprogram voor het komende: ambtelijke
gelijkstelling van den ambtenaar, die de meting, met hem, die de
schatting verricht d. i. de landmeter verantwoordelijk voor een
opgedragen taak
209