buitengewone leden een struikelblok blijkt te zijn, valt spreker tegen. Het gaat hier om de ingenieurs-verificateur en is 't nu, vraagt spreker, voor een landmeter, als hij ingenieur-verificateur wordt, zoo vreeselijk dat hij dan in plaats van gewoon buiten gewoon lid wordt? Er verandert dan immers nog heel wat meer in zijn levensomstandigheden. Trouwens, de commissie is te vinden voor een overgangs bepaling, zóódanig dat ieder nu gewoon lid billijkheidshalve gewoon lid kan blijven. Het is spreker tegengevallen dat de ingenieurs verificateur blijkens onderhandsche mededeelingen, tegen splitsing zijn. De verhouding tusschen hen en de landmeters toch kan b.v. ter sprake komen en zou 't voor hen wel aangenaam zijn om daarbij tegenwoordig te zijn? Spreker en de heer Krijgsman staan niet zoo ver van den heer Smit; de vraag is slechts, moet de vakvereeniging komen in of naast K. en L. De commissie zou wel voor 't denkbeeld Smit willen stemmen maar durft dat niet aanbevelen uit égard tegenover K. en L. die we dan ten grave zouden doen dalen; daarnaast kregen we dan een aanvan kelijk zwakke vakvereeniging. Misschien kwamen er wel twee en dat zou te bejammeren zijn. Spreker besluit met de hoop uit te spreken dat de eenheid in onze vereeniging zal bewaard blijven. De heer Krijgsman kan, na hetgeen zijn mede-commissielid de Korver heeft gezegd, kort zijn en bepaalt er zich toe nog eens de voorgestelde afdeelingen te verdedigen. Spreker ver klaart dat de opmerking op blz. 82 naar aanleiding van het artikel van den heer Smit geheel op een misverstand berustte en daarom gaarne wordt teruggenomen, De heer van Riessen toont aan dat de heer de Korver thans geheel anders spreekt dan toen hij in 1909 deel uitmaakte van de commissie voor het huishoudelijk reglementspreker leest het slot voor van het toen uitgebrachte rapport: »Waar blijkbaar in onze vereeniging weinig neiging bestaat «tot het vormen van afdeelingen, meende de commissie zich «niet te moeten laten verleiden tot het ontwerpen van een «groot getal artikelen omtrent deze aangelegenheid. Mocht «te eeniger tijd een afdeeling gevormd worden, dan is naar «het oordeel der commissie de tijd daar om het Huishoudelijk «reglement in dien geest aan te vullen. Wat nu vrijwel op 214

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 216