van inkomsten, door het toevallige werk voor particulieren, een
onbillijke verhouding in inkomsten deed ontstaan.
In de jaren 1875 en volgende, werden voor het kleine corps
landmeters, een te groot aantal adspirant-landmeters benoemd; en
toen bleek dat vele jongelieden in hun billijke verwachting, om
tot landmeter 3d0 klasse te worden benoemd, werden teleurgesteld,
heeft men als lapmiddel de 4de klasse ingevoerd. Bij latere rege
lingen heeft men over het hoofd gezien, dat vroegere landmeters
3de klasse onder gunstiger omstandigheden werden benoemd dan
op een salaris van f 1200.— immers genoten zij toen bovendien
ten eigen bate inkomsten wegens werkzaamhedenvo_or_ particu
lieren, wat thans verboden is.
Het is dus niet te verwonderen dat, gezien de risico om tot
het doel te geraken, de salarisregeling geen voldoend lokmiddel
is, om jongelieden te doen besluiten de kadastrale loopbaan te kiezen.
De derde vraag is: welke is de werkkring
Het aantal landmeters bedraagt hoogstens 185, en uit hen
worden gekozen de elf chefs met de leiding belast (de Ingenieurs-
Verificateur van het kadaster.)
Het blijkt dus dat voor die betrekking velen zijn geroepen,
doch weinigen uitverkoren.
Nu, ieder luitenant kan geen generaal worden.
We moeten dus hier nagaan: welke is de toekomst voor het
gros, de groote meerderheid?
Ik zeide reeds: ieder luiienant kan geen generaal worden, doch
met den loop der jaren wacht hem toch een andere werkkring.
Dat is echter bij het kadaster niet het geval, daar kan men
zeggen: bijna ieder luitenant blijft zijn leven lang (wat werkkring
betreft) luitenant; en hoeveel aantrekkelijks voor flinke jongelieden
het buitenleven ook moge hebben, er komt een leeftijd, waarop
voor velen de physieke eischen van zoo'n leven te zwaar worden
en waarop blijkt, dat door het fijne werk der inkaartbrenging
enz., te veel van de oogen gevorderd is.
Dit heeft het treurige gevolg, dat in de laatste jaren verscheidene
landmeters gebruik maken van het recht om op 55-jarigen leeftijd
(dus betrekkelijk nog mannen van krachtigen leeftijd) zelfs nog
lang vóór zij vol pensioen kunnen krijgen, hun ontslag nemen.
Mogen bij enkelen al andere reden bestaan, bij de meerderheid
daarvan zijn die de overtuiging, dat men op dien leeftijd niet
232