VERSLAG VAN DE JAARVERGADERING VAN DEN
BOND RECHTSTOESTAND, GEHOUDEN TE
AMSTERDAM OP 21 SEPTEMBER 1912.
De vergadering van den Bond Rechtstoestand viel ditmaal
samen met die van de Vereeniging voor Kadaster en Landmeet
kunde, zoodat geen onzer als afgevaardigde eerstgenoemde ver
gadering bijwoonde. Aan het verslag verschenen in de N°s 127
en 128 van «De Rechtstoestand», ontleenen wij het volgende.
Te half twee opende de voorzitter de heer W. H. J. van Hien
de vergadering met een welkomstgroet aan de aanwezige leden
en den heer Mr. W. L. A. Collard, referendaris aan het Depar
tement van Justitie in zijne kwaliteit van vertegenwoordiger van
den Minister van Justitie.
De Voorzitter verzoekt de aanwezigen bij wijze van uiting van
spijt over het gemis eener wet regelende den rechtstoestand der
ambtenaren, zich van hun zetels te verheffen. Hij hoopt dat de
heer Collard van deze uiting den Minister mededeeling zal
kunnen doen en zeggen, dat werkelijk in de harten der ambte
naren het besef leeft van het gemis eener ambtenaarswet. Zoo
zou deze demonstratie kunnen bijdragen tot bereiking van het doel.
De notulen van de vergaderingen van 23 September en 25
November 1911, waarvoor wij verwijzen naar bladz. 121 en vol
gende van dit tijdschrift, worden goedgekeurd.
Dan volgt het verslag van den Secretaris betreffende de han
delingen van het Bestuur in het afgeloopen jaar. Door het vertrek
van den heer W. J. Meyer is de voorzitter tevens waarnemend
secretaris. Het jaarverslag vangt aan met de verzuchting: Weder
een jaar verstreken en helaas nog geen ö«toer/-ambtenaarswet
zelfs, en het wetsontwerp administratieve rechtsspraak wacht nog
steeds op openbare behandeling.
't Is zoo jammer, dat het «zij moet er spoedig komen, die
ambtenaarswet», niet is een plicht die de betrokken Minister zich
zelf oplegt, niet is de uitgesproken eisch van de volksvertegen
woordiging. De urgentie is immers reeds lang erkend. Wij
moeten ook bij ons werken naar buiten ambtenaren blijven, dat
24
Voor de agenda dier vergadering zie men bladz. 109, 110, 147 en 148 van
dit tijdschrift, jaarg. 28,