punter) tot grondslag, een constructie die wel een groot aantal
hoekmetingen zou noodig maken, doch waarbij verder volstaan
kon worden met het meten van weinige en slechts korte afstanden.
Een paar dagen later, op een triesten wintermorgen, ging ik
van huis ter uitvoering van die opmetingen en des avonds mocht
ik terugkeeren in het bezit van alle gegevens voor samenstelling
van de hulpkaart vereischt. Nog levendig herinner ik mij de
ontmoeting des daags daarna met mijn divisiechef, die, na bekomen
te zijn van zijn teleurstelling over de vermeende niéuwe onder
breking van de opmetingen, niet kon gelooven aan hare voltooiing
en die heusch aan scherts dacht, toen ik mededeelde dat ik van
de reeds vroeger verrichtte metingen geen gebruik had gemaakt.
Het ligt voor de hand dat het gebruik van hoekwaarden alleen
dan tot bespoediging leidt, wanneer het meten der hoeken niet
veel tijd in beslag neemt. Zou men daarvoor gebruik maken van
den theodoliet, dan ware het voordeel vermoedelijk niet groot.
Dit instrument vordert te veel tijd voor juiste opstelling en legt
te veel beperking op in de keuze van plaats voor waarneming.
In onbegroeide en drooge terreinen levert die laatste omstandigheid
niet veel bezwaar op, doch waar begroeiing het uitzicht bemoeilijkt,
water of een slappe bodem een vaste opstelling verhindert, is het
gebruik van de theodoliet bijna ónmogelijk.
In deze terreinen is men aangewezen op de sextant. Met dit
instrument is men op vlak terrein geheel vrij in de keuze van
plaats voor hoekwaarneming. Waar een baak kan geplaatst worden
kunnen hoeken gemeten worden. Men kan die meting uitvoeren
op den grond in elke houding, op een ladder of in een roeiboot
zoowel als op een plank boven een sloot; er gaat geen tijd ver
loren met opstellen en wegnemen van het instrument of met
wegnemen en herplaatsen van baak of jalon.
Bij sextantwaarnemingen is het namelijk niet noodig de baak,
die het hoekpunt aanduidt waar de waarnemingen worden uit
gevoerd, tijdens de meting te verwijderen. Wel is waar moet,
volgens de theorie, het middelpunt van den cirkelboog der rand-
verdeeling, dat is het midden van den grooten spiegel, geplaatst
worden in het hoekpunt in de praktijk doet men dit niet.
Met het handvat in de rechterhand, slaat men den rechterarm
om de baak heen, plaatst de sextant met den rechterkant van
den kijker (of den kijkerdrager) en den rand van de cirkelvormige
248