Deze teleurstellingen ondervindt men bij den theodoliet nimmer. Het richten met den kijker van dit, stevig opgestelde instrument is een eenvoudig werk en de waarnemingen dragen een meer beslist, een in zekeren zin positief karakter, in zooverre namelijk dat zij tot doel hebben te constateeren, óf dat een kruisdraad het signaal halveert óf dat dit laatste de ruimte tusschen twee evenwijdige draden middendoor deelt. Hiermee vergeleken zou men de sextantwaarnemingen negatief kunnen noemen, omdat die vooral wanneer de beide waargenomen signalen op elkaar gelijken, zooals baken dit gewoonlijk doen slechts tot resultaat kunnen hebben, dat de niet-samenvalling niet meer geconstateerd kan worden. Een enkele maal, als de belichting heel gunstig is en 't rechtsche beeld zich minder breed vertoont dan 't linksche signaal, gelukt het wel eens dat beeld midden in dit signaal te brengen, maar dit blijft hooge uitzondering. Doch zooals gezegd werd, de leertijd duurt maar kort en bij voortgezet gebruik van de sextant gewent men er zich al spoedig aan om, door verschuiving van de alhidade, de beelden dicht bij elkaar te brengen, dan de klemschroef aan te draaien om met de schroef voor fijne beweging, het beeld van 't rechtsche signaal te verplaatsen naar het linksche tot de samenvalling is verkregen, en met dit resultaat tevreden te zijn. Doet men dan met vast staande klemschroef een tweede soortgelijke waarneming, daarbij zorg dragende enkel door verplaatsingen met de schroef voor fijne beweging dat de samenvalling plaats heeft uit een schijn baren stand van de signalen tegengesteld aan dien uit de eerste waarneming, zoo kan men bij behoorlijke overeenstemming van de twee noniusaflezingen, zich met vertrouwen op de resultaten van zijn werk verlaten. Begrijpelijkerwijze komt de waarnemer er al licht toe om na de eerste noniusaflezing, bij geheel onveranderden stand van de alhidade, de gedane waarneming even te controleeren. 't Is beter dit na te laten. Zoo goed als zeker zal hij zich bij die tweede waarneming, door zijne verbeelding laten suggereeren dat de eerste niet heel zuiver was. Door te trachten dien te verbeteren, zou hij gevaar loopen ten slotte zich in allerlei twijfel te verwarren. Om dit gevaar te ontgaan, had ik mij tot gewoonte gemaakt en die gewoonte durf ik met vertrouwen aanbevelen om dadelijk nadat het instrument voor de tweede waarneming in den ver- 250

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 254