eischten stand geplaatst was en nog eer ik het oog voor den kijker had gebracht, de schroef voor fijne beweging te verstellen. Na veelvuldig gebruik van de sextant, weet men als het ware bij intuïtie, in welken zin de draaiing moet geschieden om de beelden in den voor de tweede waarneming begeerden stand te brengen. Heeft men zich eenmaal met de sextant in alle opzichten vertrouwd gemaakt, dan doet men de waarnemingen gemakkelijk en vlug. Bij goede belichting van de signalen is een instelling dan veelal in minder dan een halve minuut volbracht. De meening dat sextantuitkomsten in nauwkeurigheid te kort schieten zij mogen gegrond zijn voor nauwkeurigheidsmetingen over groote uitgestrektheden is geheel misplaatst als zij ook afhoudt van 't gebruik van dit instrument ten dienste van detail metingen. De nauwkeurigheid der sextantmetingen is veel grooter dan ooit met de meest zorgvuldig uitgevoerde lineaire meting bereikt kan worden. Maar men dient rekening te houden met de eigenaardigheden van de sextant. Haar bouw laat nu eenmaal niet toe om er mee te werken als met den theodoliet. Zoo is zij voor afzonderlijke puntbepaling en polygoonmeting reeds dadelijk ongeschikt omdat het meten van hoeken grooter dan 130° onmogelijk is. Ook wordt insnijding moeilijk uitvoerbaar wanneer de bekende punten aangewezen zijn door torenspitsen en het vast te leggen punt niet ten naasten bij even hoog ligt als die torenspitsen. Wel is waar wordt in de leerboeken aanbevolen om waar hoogteverschillen optreden, de elevatie te meten en de horizontale projectie der gemeten hoeken af te leiden, maar afgezien nog van de uitbreiding die het werk daardoor ondergaat, zijn aan de bepaling van die elevatie tal van bezwaren verbonden. Men zou dan in den regel een kunstmatige horizon moeten gebruiken, een toestel dat men nimmer bij de hand heeft. Ook is het meten van niet horizontale hoeken op zich zelf een lastig werk. Zijn de punten aangegeven door verticaal staande baken dan is bij hoogteverschil tusschen plaats van waarneming en de twee waar te nemen baken, het beeld van de rechtsche baak niet meer evenwijdig aan de linksche, men kan dus geen bedekking maar enkel kruising van beeld en baak te voorschijn roepen. Men zou dus genoodzaakt zijn om de baken van hoogtemerken te voorzien wat de waarnemingen zeer zou bemoeilijken. 251

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 255