Waar rekening gehouden moet worden met hoogteverschillen,
zooals in de heuvelstreken van ons land, verdient daarom het
gebruik van de sextant geen aanbeveling.
Kleinere hoogteverschillen, zooals onze talrijke dijken die doen
ontstaan, kunnen gemakkelijk worden uitgeschakeld, door bij de
hoog gelegen waarnemingspunten de sextant zoo laag te houden
als noodig is om haar te brengen in het horizontale vlak waarin
de top van de laagststaande baak ligt, en bij de laag gelegen
punten, bijv. met behulp van een ladder, de meting uit te voeren
ongeveer op de hoogte van het ondereinde van de hoogste baak.
Ligt slechts een van de twee baken die waargenomen worden,
buiten het horizontale vlak van de sextant, dan laat de ruimte in
het gezichtsveld van den kijker soms wel toe de twee signalen
in eikaars verlengde te zien.
Met de omschreven kunstgrepen gelukt het gewoonlijk heel
goed de horizontale projectie der hoeken met de vereischte nauw
keurigheid te meten.
Zooals bekend is, treden bij de sextant drie fouten op, de
parallax, de indexfout en de fout in den rand, die, althans wat
de eerste twee aangaat, bij de instrumenten met vollen cirkelrand
niet aanwezig zijn. Hoe groot de beteekenis van die afwijkingen
schijnbaar moge zijn, is het instrument slechts behoorlijk geregeld,
dan heeft men zich in de praktijk om die fouten zelden te
te bekommeren. Wel zou dit moeten gebeuren indien men een
hoek als op zich zelf staande waarde wilde meten of uitzetten,
maar dit komt in de praktijk zelden voor en in de enkele gevallen
waarin het noodig mocht zijn, eischt dat werk geen beduidende
nauwkeurigheid.
Bij terreinopnemingen met behulp van de sextant is men
aangewezen op driehoeksmeting in den strikken zin van het
woord, 't Zij dat men gebruikt maakt van een of meer op zich
zelf staande, dan wel van een ketting van driehoeken of van een
driehoeksnet, als men zich tot regel stelt om steeds en onder
alle omstandigheden alle drie de hoeken van eiken driehoek
met gelijke nauwkeurigheid te meten, zoo kan men veilig het
verschil tusschen de som der gemiddelden van de waarnemingen
en i8o°, gelijkelijk over de drie hoeken verdeelen.
Heeft men met een en het zelfde instrument onder overeen
komstige omstandigheden een aantal driehoeken gemeten, dan
252