igoo, Stbl. 176 (algemeene regels omtrent het waterstaatsbestuur) of als art. 9 van de Onteigeningswet, waarbij eigenaars en gebruikers van gronden verplicht worden, opmetingen op die gronden te gedoogen, zal de ontwerper van een plan van uitbreiding niet zijn eigen kaart van het bestainde terrein kunnen vervaardigen, maar zal hij gedwongen zijn, de eenige nogal betrouwbare kaart van het terrein, n.l. de kadasterkaart voor zijn werk te gebruiken. Laten wij onderstellen, dat het den stedebouwer groote ernst is met de nauwkeurigheid. Dan zal hij uit het minuutplan van het kadaster met behulp van de hulpkaarten trachten de zuiverste voorstelling van den tegenwoordigen terreintoestand te verkrijgen. Gewoonlijk zal hij echter tegen al dit werk opzien en zich tevreden stellen met een copie van het «nette plan» d. w. z. met een copie van een copie, dus van een stuk met dubbele fouten aangedaan. De bron van fouten wordt nog vermeerderd, omdat het plan van uitbreiding gewoonlijk deelen van verschillende kadastrale bladen zal omvatten, welke nu zoo goed mogelijk aan elkaar gepast moeten worden. Ik meen, dat dit voldoende is, om aan te toonen, dat het punt van uitgang met vele fouten behept is. Op deze kaart wordt daarna het nieuwe plan geteekend, hetzij als een gekunstelde meetkundige constructie, hetzij als een natuur lijke aanpassing aan het bestaande. Is het plan klaar, dan wordt het ter visie gelegd en doorloopt verder alle instanties, totdat het door de goedkeuring van Gedeputeerde Staten of van de Kroon bindende kracht verkrijgt. Op grond van dit uitbreidingsplan mag men bouwverbod opleggen en onteigenen (artt. 26 en 27 Woningwet). De lijnen op die kaart geven de grenzen aan van het vrije en het door bouwverbod getroffen gebied en bepalen de rooiingen, welke niet mogen worden overschreden, zij maken uit, of een perceel voor meer dan een derde door bouwverbod wordt getroffen en dus voor onteigening in aanmerking komt. Een plan, dat volgens zijn ontstaanswijze buitengewoon onbe trouwbaar is, wordt nu het vertrouwde richtsnoer voor allerlei overheidsmaatregelen. De verkeerde opvatting, die velen (en niet alleen leeken, zooals uit het vorige bleek) van het doel en van de waarde eener kaart hebben, is oorzaak van dit misverstand. Een kaart mag krachtens haar ontstaanswijze, tengevolge van de kleine schaal, waarop zij is geteekend en tengevolge van de eigen schappen van het papier, nooit iets meer zijn, dan een grafische 27 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 276