De heer van der Wiel kan zich in 't algemeen met de motie
vereenigen, maar meent op één punt de aandacht te moeten
vestigen. De contributie-regeling is er namelijk niet op berekend,
dat het geheele Bestuur buiten Amsterdam woonachtig is. Spreker
wil daarom in overweging geven, de motie aldus te wijzigen,
dat bijv. drie leden van het Bestuur te Amsterdam woonachtig
moeten zijn. Die drie leden kunnen dan een dagelijksch bestuur
vormen, dat beter in de gelegenheid is om in spoedeischende
gevallen te vergaderen en dat belast kan worden met de leiding
van de dagelijksche zaken.
Door verschillende leden wordt de motie besproken; meest allen
zijn het eens met het beginsel in de motie neergelegd.
De Voorzitter wijst nog op de statuten, die zeggen, dat voor
stellen tot wijziging alleen kunnen worden behandeld in eene
daartoe belegde vergadering. Ten slotte wordt besloten niet over
de motie te stemmen maar over het beginsel en keurt de ver
gadering dit met algemeene stemmen goed.
De Voorzitter zegt, dat het nieuwe bestuur zeker partij zal
trekken van de wenken, die hier zijn gehoord en dat het zoo
spoedig mogelijk uitvoering zal geven aan hetgeen in de beginsel
uitspraak is neergelegd.
Als de uitslag van de stemmingen wordt medegedeeld, blijkt
dat de heeren Mr. Dr. J. H. van Zanten, C. P. van der Sluijs
en P. D. Petersen zijn gekozen. De heer van der Sluijs neemt
de benoeming aan, terwijl de heer Witmans zegt te kunnen
verklaren dat de heer Petersen zijne benoeming zal aanvaarden.
Omtrent den heer van Zanten kon men tijdens de vergadering
die zekerheid niet krijgen. Later is evenwel gebleken, dat ook
deze de benoeming aannam.
Thans worden aan de orde gesteld punt 7 en 8 der agenda,
die op verzoek van den voorsteller, de Bond van Ambtenaren bij
de departementen van algemeen bestuur en hooge colleges van
staat, gelijktijdig in behandeling worden genomen.
De heer Detiger zegt, dat wanneer hij gevraagd heeft, eerst
even het woord te mogen voeren, hij daarvoor een gegronde
reden heeft en wel deze.
Spreker heeft zelf een motie ingediend, waarin hetzelfde be
ginsel, als door de departementale ambtenaren in hun motie is
belichaamd, was neergelegd, doch is er bij nader inzien toe over-
27