295
van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen en, in verband
daarmede, ten aanzien van een verhooging van de opbrengst der grond
belasting, inneemt. Daarbij vroeg men nadere gegevens betreffende de
tegenwoordige belastbare opbrengst van verschillende soorten van gronden
in de onderscheidene deelen des lands,
Tegen vorenstaande denkbeelden door andere leden werd aangevoerd,
dat een herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigen
dommen zeer hooge kosten zoude medebrengen. De vorige herziening
heeft, blijkens de Memorie van Antwoord betreffende de begrooting voor
1913, niet minder dan ƒ3411 728 gekost. Ook mag niet uit het oog
worden verloren, dat zulk een herziening zeer veel tijd zoude vorderen.
16. Tiendwet.
Eenige leden wezen er op, dat door een leemte in de Tiendwet het
mogelijk is geworden, dat tiendrechteigenaren, die bij hunne aangifte van
tiendplichtige perceelen een vergissing hadden begaan, geheel van schade
loosstelling worden verstoken, terwijl de betrokken tiendplichtigen van de
tiendrente zijn vrijgekomen. Zij meenden te weten, dat te dezer zake
verzoekschriften tot den Minister van Financiën zijn gericht en stelden de
vraag, of er naar 's Ministers meening geen aanleiding bestaat om maat
regelen te nemen, die aan de eigenaren, welke het hier geldt, alsnog de
schadeloosstelling verzekeren. De billijkheid brengt dat naar hunne meening
mede.
§17. Pensioenwetgeving.
Ten aanzien van onze pensioenwetgeving werd door verschillende leden
geklaagd over gemis van overzichtelijkheid en van uniformiteit.
In de eerste plaats zijn er onder onze pensioenwetten, die, ten gevolge
van de vele wijzigingen, welke zij in den laatsten tijd hebben ondergaan,
zoo ingewikkeld zijn geworden, dat zij moeilijk zijn te begrijpen. Het
werd van belang geacht in dit bezwaar te voorzien, wijl juist van de pensioen
wetten, die door de belanghebbende persoonlijk plegen te worden geraad
pleegd, geëischt mag worden, dat zij duidelijk zijn.
Voorts wees men er op, dat de stof over zoovele wetten is verdeeld.
Men meende, dat het mogelijk zou zijn ons pensioenrecht door codificatie
te vereenvoudigen, althans het overzicht over de bepalingen, die voor de
verschillende categorieën van ambtenaren gelden, gemakkelijker te maken.
De verschillende wetten vertoonen onderling een verscheidenheid, die
vreemd aandoet. Ten aanzien van de belangrijkste vragen, die zich bij
elke pensioenregeling voordoen, of nl. de belanghebbenden al of niet moeten
bijdragen voor hun pensioen en, in het eerste geval, hoeveel zij moeten
bijdragen, luiden de wetten allerminst gelijk. Ook is de technische opzet