297
Artikelen.
VIde Afdeeling.
Kosten van administratie van het zegel, de registratie, de successie, enz.
Adspirant-landmeters.
De aandacht vestigende op een adres, door een adspirant-landmeter
tot den Minister gericht, stelden enkele leden de vraag, welke 's Ministers
meening omtrent het daarin opgemerkte is.
Memorie van Antwoord.
Met betrekking tot de opmerkingen en beschouwingen, tot welke het
afdeelingsonderzoek heeft aanleiding gegeven, veroorlooft de ondergeteekende
zich het volgende aan te teekenen.
Algemeene Beschouwingen.
3. Grondbelasting.
Tegenover het opnieuw geleverd pleidooi voor eene herziening van de
belastbare opbrengst der onbebouwde eigendommen staat het gevoelen der
Staatscommissie voor den landbouw, dat iedere verdere herziening achter
wege behoort te blijven, opdat de belasting der ongebouwde eigendommen
het karakter eener grondrente aanneme. De ondergeteekende is dit ge
voelen niet toegedaan en is van meening, dat eene herziening in over
weging behoort te worden genomen. Echter alleen dan, wanneer het
mogelijk blijkt het werk met betrekkelijk weinig kosten en in korten tijd
te doen afloopen. Ten aanzien van de vraag of de herziening geen ver
hooging van de opbrengst mag medebrengen, schaart hij zich aan de zijde
van hen, die meenen, dat het percentage niet in die mate behoeft te
worden verlaagd dat de totale opbrengst geen vermeerdering ondergaat.
Voor nadere gegevens betreffende de tegenwoordige belastbare opbrengst
van verschillende soorten gronden in de onderscheidene deelen des lands
moge worden verwezen naar de in 1890 verschenen verslagen van de
hoofdcommissie voor de herziening der belastbare opbrengst van de on
gebouwde eigendommen, krachtens de wet van 1879.
De daarin vermelde cijfers geven ook de tegenwoordige belastbare op
brengst aan, vermits ingevolge artikel 12 der wet van 26 Mei 1870 (Staats
blad N°. 82) eigendommen die na de herziening zijn ontstaan of belastbaar
geworden geschat zijn door vergelijking met reeds geschatte eigendommen.
16. Tiendwet.
Het wil den ondergeteekende voorkomen, dat er bezwaarlijk van eene
leemte in de Tiendwet 1907 gesproken kan worden, omdat daarin geen