302 openbare en bijzondere onderwijzers uit een fonds werden betaald, doch of het aanbeveling zou verdienen thans nog tot de oprichting van een pensioenfonds voor die catogorieën van pensioengerechtigden over te gaan, hierop ware in geen geval het antwoord te geven. Op grond van het hier aangevoerde, betwijfelt de ondergeteekende vooralsnog of er termen bestaan om eene herziening van de burgerlijke pensioenwetgeving op den voet van uniformiteit te bevorderen en kan hij alzoo ook geen toezegging doen ten opzichte van eenigen maatregel die zou moeten strekken om zoodanige herziening voor te bereiden. 18. Pensioenen voor zijdelingsche en voor tijdelijke diensten. De meening van eenige leden dat de Pensioenwet voor zijdelingsche Staatsdienst 1912 in den door hen bedoelden zin behoort te worden uit gebreid, wordt door den ondergeteekende niet gedeeld. Tegen het open stellen van de gelegenheid om door personen in dienst van particuliere maatschappijen of vereenigingen aan den Staat bewezen diensten voor pensioen in te koopen zou zoowel uit een principieel als uit een financieel oogpunt ernstig bezwaar bestaan. Het is den ondergeteekende niet bekend, dat zijn ambtsvoorganger eenige toezegging zou hebben gedaan om de indiening te bevorderen van een wetsontwerp, dat aan hen, die den Staat tijdelijk diensten hebben bewezen, die bij gebrek aan eenig bewijs, dat zij in Staatsdienst werden gepraesteerd, niet op grond van de bij de wet van 6 Juni 19c» Staatsblad N°. 103) gewijzigde wet van 28 Juni 1898 (Staatsblad 152) voor pensioen konden worden ingekocht, de gelegenheid biedt die diensten alsnog voor vergelding met pensioen in aanmerking te doen komen. In de zitting der Tweede Kamer van 12 Maart 1912 Handelingen 1911/12, bladz. 1865) beantwoorde dé heer Kolkman den aandrang van eenige leden om de bedoelde gelegenheid alsnog in het ontwerp der wet van 30 Maart 1912 Staatsblad N°. 134) te openen met het volgende: „Ik wensch niets te beloven. Ik wensch noch te verklaren dat noch dat ik zal bevorderen dat al de categorieën en categorietjes, die Vrijdag en vandaag zijn opgenoemd, voor pensioenaanspraken in aan merking zullen worden gebracht. Ik wil mij vandaag bij de verdediging van dit wetsontwerp met geen enkele belofte voor de toekomst binden". En later sprak die toenmalige Minister bij de bestrijding van het in het Voorloopig Verslag bedoelde amendement: „Men wil nu de tijdelijke diensten, bij de wet van 1898 geregeld, voor zoover zij nog niet met pensioen zijn vergolden, plotseling gaan brengen onder deze wet. Men.... Door dit wetsontwerp ontwricht men ook de wet op de tijdelijke diensten, want indien dit amendement werd aangenomen, dan zouden de nieuwe tijdelijke diensten niet meer behoeven te zijn vervuld krachtens aanstelling,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 306