34 II. Het is wenschelijk dat dit in de wet regelende den rechts toestand der burgerlijke ambtenaren bindend wordt voorgeschreven. III. De overheid geve daartoe aan de vereeniging voldoenden tijd tot voorbereiding en bespreking. Nu komt de Bond van Departementsambtenaren met een voorstel om een artikel in de Proeve op te nemen, waarin hetzelfde denk beeld is belichaamd, dat verleden jaar is aanvaard. Over dat denkbeeld behoeft dus hier niet meer gediscussieerd te worden. Waar het hier dus om gaat is alleen: zullen wij dat denkbeeld in den vorm van een wetsartikel aan de Proeve toevoegen, en: geeft dit voorstel daarvoor den jüisten vorm aan? Het komt spreker voor, dat beide vragen ontkennend moeten worden be antwoord. Ten eerste lijkt het hem zeer ongewenscht, dat men zich zoo ongeveer bezighoudt met wat men zou kunnen noemen «parlementje spelen». Over zaken, waarover men het vrijwel eens is, ontspinnen zich zeer uitvoerige discussies, zoodra men ze gaat belichamen in een artikel. Laat men dat liever overlaten aan den wetgever zelf, want als men deze materie goed bekijkt, is zij toch niet zoo eenvoudig te regelen, als hier wordt voorgesteld. Wat verstaat men onder «positie», wat onder «de betrokken ambtenaarsvereenigingen» Spreker gaat na welke uitlegging men daaraan zou kunnen geven en oordeelt het beter de denk beelden, die verleden jaar zijn aangenomen in een noot hier of daar in de Proeve op te nemen; men is dan van de geheele be spreking van wetten en wetsartikelen af. De heer van Duuren zegt dat het voorstel van punt 7 niet overeenstemt met het denkbeeld, dat verleden jaar is verdedigd. In het laatste toch wordt niet gesproken over de colleges, die thans in het voorstel zijn opgenomen. Spreker herinnert aan den verdienstelijken arbeid van het vorige bestuur inzonderheid van den heer Knottenbelt, die heeft aangetoond in de Proeve, dat ambtenaren in staat zijn een behoorlijke regeling van de rechts positie op papier te brengen. Men kan z. i. even duidelijk een wetsartikel geven en toelichten als een motie of voorstel. De bezwaren tegen enkele uitdrukkingen in het voorstel bestrijdt de heer van Duuren. Verder gaat het niet aan te zeggen: maak er dan maar een nootje van in de Proeve, dan zijn wij er af, maar men is niet in een organisatie om zich van de zaken af te maken.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 34