35
De heer Klenke houdt vol, dat wanneer men wetten gaat
redigeeren, men dit goed moet doen en met juistheid dieni aan
te geven wat bedoeld wordt. Dat is hier niet het geval. Spreker
licht dit nogmaals nader toe en geeft opnieuw in overweging het
voorstel alleen als noot in de Proeve op te nemen.
De Voorzitter zet nog uiteen welke motieven het vorig jaar
het Bestuur hebben geleid tot het aannemen van de conclusies
zooeven door den heer Klenke genoemd. De geheele behande
ling van het vorige jaar is geschied met de kennelijke bedoeling
er geen wetsartikel van te maken, want wanneer men het in de
Proeve had willen opnemen, dan zou de zaak veel uitvoeriger
zijn opgezet en waren de dingen veel meer gepreciseerd. Gaat
men de beginselen, ten vorigen jare aangenomen, omzetten in
wetsartikelen, dan gaat men den verkeerden weg op. De Proeve
was een eerste stap, om aan de Regeering te laten zien, dat het
mogelijk was een wet samen te stellen. Hier is het geheel iets
anders. Het is niet noodig, en ongewenscht, om, nu eenmaal dat
bewijs geleverd is, ten opzichte van elk punt, dat aan de orde
komt, te zeggen: wij gaan het aan de Proeve toevoegen. Het
is voldoende, wanneer de vergadering zegt hoe zij, hoe de amb-
tenaarsvereenigingen er over denken.
De heer Zeldenthuis geeft in overweging het voorstel aldus
te lezen:
Geen regeling, de economische positie van ambtenaren als zoo
danig rakende, is van kracht indien niet met de betrokken, als
rechtspersoon erkende, ambtenaarsvereenigingen daaromtrent voor
af overleg is gepleegd, tenzij, enz. Zoo geredigeerd zou het
voorstel naar zijn meening zeer wel als artikel in de Proeve
kunnen worden opgenomen en zou daardoor de rechtspositie der
ambtenaren zeer worden versterkt.
De Voorzitter meent dat integendeel die positie wordt verzwakt,
wanneer men een beginsel gaat uitwerken op een wijze, dat daar
tegen vele bezwaren kunnen worden aangevoerd.
Na nog eenige discussie tusschen den Voorzitterden heer
Zeldenthuis en den heer van Duuren wordt het voorstel,
waarin het woord «hooren» is veranderd in «overleg plegen»,
met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter geeft daarna den heer Poederbach het woord,
om ten aanzien van de motie, punt 8, de sprekers te beantwoorden.