38
advies van het Bestuur te verwerpen en de motie aan te nemen.
De heer Poederbach herhaalt dat tegen onderzoek geen be
zwaar bestaat, maar zal niet door de vergadering en door de
buitenwereld deze opdracht worden opgevat als een uitspraak
voor het beslissingsrecht? Dat wil het Bestuur voorkomen. Het
feit dat de Bond reeds verder is gegaan dan minister de Meester,
is juist een spoorslag om nu, betrekkelijk onvoorbereid niet verder
te gaan, want men kan ook tè ver gaan.
De heer van Duuren vergat verder, dat spreker alleen zijn
voorstel bestreden heeft op utiliteitsgronden, dus wat hij later
aanvoerde voor de wenschelijkheid van medezeggenschap in het
algemeen neemt spreker niet op zich te bestrijden.
De heer van Duuren is van oordeel dat in de motie volstrekt
niet ligt opgesloten een principiëele verklaring voor medezeggen
schap. Wanneer men een onderzoek gaat instellen naar de mo
gelijkheid van iets, dan gaat men niet er van uit, dat het wen-
schelijk is en wel mogelijk, want dat zal nog moeten blijken uit
het onderzoek.
De Voorzitter deelt mede dat de laatste verklaring van den
heer van Duuren, waarin gezegd wordt, dat, wanneer de motie
wordt aangenomen, omtrent de medezeggenschap als zoodanig
absoluut geen beslissing is gevallen, de motie thans aannemelijk
maakt; het Bestuur kan, onder die restrictie, wel in overweging
geven haar aan te nemen.
De motie wordt daarop met algemeene stemmen op één na
aangenomen.
Punt 9. Vervallen.
Punt 10.
De Voorzitter stelt voor dit punt, omdat het reeds laat is ge
worden, aan te houden en het Bestuur uit te noodigen, het vol
gende jaar het geheele artikel 13 aan de orde te stellen.
Daartoe wordt besloten.
De Voorzitter neemt thans afscheid van de vergadering. Ge
durende de drie jaren, dat hij lid van het Bestuur en Voorzitter
was, heeft hij leeren inzien (hoewel hij dat vroeger ook wist, maar
niet in die mate) wat er aan vastzit, de leider te zijn van den