64 te zeggen, welke de rechten en plichten dier afdeelingen moeten zijn. Trouwens de levensvatbaarheid van afdeelingen laat zich niet bij reglement voorschrijven. Vooral niet in onze vereeniging, waar tot nu toe bij art. 6 der statuten de mogelijkheid voor af deelingen was geopend om in het genot eener toelage te worden gesteld, van welke bepaling nog nooit is gebruik gemaakt, voor zoover ik weet. M. i. moet bij het ontwerpen van een reglement van dit beginsel worden uitgegaan, dat wordt vastgesteld, wat door de praktijk is ontstaan, dat rechten en plichten worden omschreven, die door de leden als van zelf sprekend worden erkend, en dat men hoogstens den weg mag effenen voor een instelling, die men gewenscht acht en waardoor toewijding en medewerking der leden noodzakelijk is. Is eenmaal zoo'n instelling ontstaan, dan zal van zelf blijken, welke voorschriften noodig voor haar zijn. De wetgever moet zich baseeren op de werkelijkheid, niet op de wenschelijkheid, regelen, niet scheppen. Daarom heb ik in mijn amendementen voorgesteld om over te gaan tot de aanstelling van correspondeerende leden, daarbij met erkentelijkheid denkend aan de bereidwilligheid van de 34 leden, die in zake achterstands- en instrumenten-onderzoek het bestuur zoo ruimschoots van gegevens hebben voorzien. Die instelling heeft levensvatbaarheid, dat is gebleken. E11 om nu tevens den weg te effenen voor eventueele afdeelingen, zou ik die corres pondenten met de oprichting willen belasten. Vanzelf zal dan blijken of er afdeelingen ontstaan en welke bevoegdheden zij moeten hebben. Nu tasten wij in het duister, dan hebben wij slechts de denk beelden op schrift te stellen, die zijn gegroeid. Door zoo te handelen wordt ook in deze kwestie de bestaande toestand gecodificeerd. Want ook in zake het doel der vereeniging is niets nieuws voorgeschreven: het is gebleven bij het oude, bij de praktijk der laatste jaren: zoowel het kadaster en de landmeet kundige wetenschap als de persoonlijke belangen der landmeters zullen worden behartigd. En wel in de eerste plaats het weten schappelijk gedeelte. Men maakt er mij echter attent op, en ik moet het grif toegeven, dat door de voorgestelde ontwerpen de schijn wordt gewekt, alsof voortaan het huishoudelijk gedeelte, het werk der gewone leden-al leen, hoofdzaak zal zijn. Daarom heb ik getracht door eenige

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 64