Met een goed deel Uwer inleidende beschouwingen kan ik mij vereenigen; mijn bestuurslidmaatschap van de beide laatste jaren stelde mij meerdere malen in staat de juistheid te erkennen van wat door U betoogd wordt n.l.dat er geen of althans onvol doende samenwerking is tusschen het bestuur onzer vereeniging en hare leden. Stemt dus mijn oordeel, neergelegd in 't hieronder volgende mede op mijn ervaringen als bestuurslid, mijn beschouwingen omtrent Uwe reorganisatie-voorstellen zijn van geheel persoon lijken aard en worden U dus door mij als gewoon lid der ver eeniging toegezonden. Uwe inleiding constateert op bldz. 218 dat het gemis van een vaste band en het ontbreken van de gelegenheid om voortdurend contact te hebben tusschen bestuur en leden oorzaken zijn van een gespannen verhouding tusschen die twee, van het handelen van het bestuur op eigen initiatief, wat aanleiding geeft tot klachten enz. Als middel tot verbetering geeft U daarna aan het stichten van afdeelingen en U somt allerlei schoone mogelijkheden daar van op, terwijl U ten slotte de historisch geworden werkelijkheid in onze vereeniging den grondslag noemt, waarop Uw arbeid steunt. Ik meen daartegenover Uwe aandacht nog eens uitdrukkelijk te mogen vestigen op artikel 6 van onze tegenwoordige statuten, luidende: «een gedeelte der leden kan zich tot een afdeeling «vereenigen; aan iedere afdeeling kan door de algemeene ver- «gadering eene toelage worden toegekend, nadat het reglement «der afdeeling door het bestuur is goedgekeurd». Ben ik goed ingelicht, dan werd in de ruim 25 jaar, dat onze tegenwoordige statuten van kracht zijn, slechts éénmaal een af deeling opgericht (in Groningen), welke na een kort kwijnend bestaan weer werd ontbonden. Bij die eene poging bleef het. En nu werd door een Uwer op de jongste algemeene vergadering wel medegedeeld, dat het gemis aan afdeelingen in 't vorige ver- eenigingsjaar zoo sterk was gevoeld, maar waarom werd dan geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid, een deel der leden bij art. 6 der statuten gegeven? Dat gemis had zich, naar ik uit de inleiding tot Uwe reorganisatievoorstellen afleid, al wel veel eerder dan in 1912 doen gevoelen. 7i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1913 | | pagina 71